10 januari. Dag 148. Albergue de Peregrinos Negreira – Albergue Alto da Pena 8,5. Totaal 4.923k.
Gisteren was het voortslepen als een lamme tak. Vandaag is het niet anders, eerder erger.
Blijkbaar moet je om 8 uur de herberg verlaten hebben. Dat was de afgelopen week nergens het geval en ik heb het bord gemist. Aldus maken mijn twee Italiaanse collegae veel te veel lawaai in mijn ogen, waarna ik alleen achterblijf met een hospitalero die de tent schoonmaakt.
Dat is maar goed ook, hoe kun je anders aan vermoeide pelgrims verkopen dat ze voor achten opmoeten? Had ik al gezegd dat ik in de ochtend niet op mijn florissantst ben? Het helpt niet dat ik gisteren niet terug naar beneden ben gegaan om te eten in het dorp. Ik had alleen een salamiachtige worst en een pak jus. Vanochtend heb ik alleen een halve reep chocolade.
De albergues in Galicië zijn niet sober, het zijn Spartaanse ziekenhuisbarakken. Alles is steriel, voorzien van zeer afneembare plavuizen en minimalistisch. Het is niet raar dat sommige pelgrims teruggaan om ergens voor Galicië in een sfeervolle albergue als vrijwilliger te gaan werken. In deze herberg zijn keuken, frisdrankautomaten en koffieautomaat buiten werking. Er is simpelweg niets te krijgen. In de zomermaanden vast anders. Aldus ga ik zonder koffie op pad.
Het regent. Heerlijke, fijnmazige regen. Ik weiger mijn regenkleding aan te doen en aldus raak ik klam, maar net niet te klam, maar wel langzaam verkleumd. Fijnmazige regen werkt in op het brein, het dooft de vlam in je. De derde dag waarop ik Gallisch wordt van aanhoudende fijnmazige regen.
Hier na Santiago is het landschap mooi en afwisselend. Het doet nog het meest denken aan de jungle die ik in Thailand en Vietnam doortrok. Afwisselende vegetatie en de regenwolken die tussen de boomtoppen hangen. Zelfs de geuren zijn identiek, smeulende houtvuren en soms de zoete walm van een groene curry die via de neus je hoofd inkringelt. Visioenen van de Maleisische Cameron Highlands, een heerlijke guesthouse hoog in de bergen tussen theeplantages in de jungle. Aldus sleep ik me voort, energie slurpend uit de muziek die via de iPod mijn gemoed overeind houdt.
Na het pittoreske stadje Negreira volgt eigenlijk één lange klim via bospaden naar Portocamino. Mijn voeten zeuren en ik wil eigenlijk alleen maar liggen en een boek lezen. Het bordje Albergue Alto da Pena gecombineerd met Abierto, dat staat voor ‘deze tent is open en we hebben een zacht bed, een warme kachel, oneindige café con leche, iets te eten en rode wijn, kom lekker binnen’ (ja echt, Spanjaarden kunnen dat allemaal in één woord proppen), doen het lijntje breken. De accu is vooralsnog leeg. Niets in mij wil vandaag nog één meter verder richting het einde van de wereld.
Vandaag is albergue Alto de Pena het einde van mijn wereld. Het helpt dat het barretje veel hout herbergt en een houtkachel en bovendien is de waard een sympathieke kerel die goed Engels spreekt, iets dat je maar weinig treft.
Hij maakt twee emmers koffie voor me en we delibereren over coronageneuzel. Elke dag meer dan 100.000 nieuwe besmettingen en zelfs hier in het kleine gehucht van 2.000 inwoners is de een na de ander positief. De albergue is eind januari tot begin februari twee weken gesloten, de enige weken in het jaar, en hij vreest voor zijn vakantie in Duitsland. Vanuit Spanje ben je een infectiehaard en hij is in de weer met vaccinaties, papieren, boosters, testen en apps. We zuchten en kijken zwijgend uit het raam.
Ik ga in mijn bed liggen de rest van de dag. De tank is leeg.

Geef een reactie