1 december. Dag 108. Gite Montagne et Vie – Hostel alto Aragon 19,5k + 21k liften. Totaal 3.940k.
Een dag met wendingen. Ik moet vroeg op om de bus naar Spanje te halen. De trouwe lezer weet dat Jan en vroeg opstaan een contradictie vormen. Ik ben niet zo goed in de ochtend. Zeker niet als ik mijn klamme, verkreukelde sokken aan mijn warme voeten doe. Ik moet steeds denken aan de scene van Ronald Goedemondt over de oude man met zijn kroepoekzakdoek.
Aldus verlaat pelgrim net te laat het pand. Rennen door natte sneeuw naar boulanger. Goed blijven eten met antibiotica is het devies. Waarom heeft Frankrijk bij iedere kassa, altijd een bejaarde die een sok met munten van zolder heeft getrokken? Het maakt niet uit welke kassa je kiest bij een supermarkt, het is of een dame die heeft ingeslagen voor een weeshuis, of de verkreukelde bijziende bejaarde met munten.
Ik laat de bakker voor wat hij is en ren naar station. Niets erger dan te vroeg opstaan, rennen, brood kopen en dan alsnog de bus missen. Het is koud. Ik sta lang. Er komt geen bus.
Ik meld me bij het tourist office maar de illusie dat ze gaan bellen, of iets kunnen betekenen buiten het aanwezig zijn, is met recht een illusie. Volgens haar vertrekt de bus van 10.35 uur bij het station, het is de vertrekplaats. Het moet goed komen. Zucht. Koffie.
Om 10 uur sta ik er. Aan mij zal het niet liggen. Die andere vent naast me denkt er klaarblijkelijk net zo over. Om 10.35 uur een mannetje dat uit het station komt. Er rijden tot nader orde geen bussen meer vanwege een lawine… Maar de weg is gewoon open? Auto’s kunnen toch ook gewoon over de weg?
Die andere kerel scheldt het dak van de tent. Ik meld me weer bij het tourist office met een lichte pressie om eens te bellen en daadwerkelijk iets te doen dat je aanwezigheid rechtvaardigt. Ze belt en bevestigt dat de bus niet rijdt. DAT wist ik. Maar WANNEER dan wel? Ze zucht en belt nogmaals, een gesprek van hartelijk schaterlachen.
Tot nader orde rijden er geen bussen naar Spanje. Het kan dagen of weken zijn. Een trein is er ook niet. Succes!
Ik druip af. Meld me bij de gite voor nog een nacht. Dezelfde ietwat saaie kerel van gisteren zit in de woonkeuken aan de laptop met de kachel hoog opgestookt.
Ik ben inmiddels na een ochtend kuieren en wachten verkleumd tot op het bot. Natuurlijk mag ik nog een nachtje slapen. Top. Maar van 10 tot 16 uur is de gite dicht. Ik vraag of ik in een hoekje aan mijn boek mag werken. Nee, dat kan niet, hij is erg desolee. De hele gite is leeg, maar hij wenst me succes en laat me in de kou staan terwijl overmacht in de vorm van een lawine me hier doet aankloppen. Mijn broek zakt ervan af. In het hele dorp is één restaurantje met drie tafeltjes, waar de kachel het niet doet. Moet ik hem gaan uitleggen dat als ik meteen twee nachten had geboekt, ik er de hele dag was geweest?
Hij draait zich om en laat me in de regen staan.
Mijn hele zijn, schreeuwt dat ik weg wil uit dit oord, uit dit land. Weg van verkeerslawaai, afwezigheid van trottoirs, zwerfafval en hautaine Fransozen bij tourist offices en gites; enige frustratie culmineert en ik stamp weg. Ik moet denken aan de scene van Ronald Goedemondt en de kaassoufflé, een Frans uitvinding.
Ik ren het dorp uit, rechtstreeks naar de grote weg die langs het dorp naar Spanje voert. Ik ren tot Borce en dan wordt de weg me te smal en gevaarlijk. Ik heb weinig talenten, maar liften is er één. Alles maar dan ook alles werkt in mijn nadeel; het regent en dus ben je nat, ik was al vies aan broekspijpen en schoenen, er wordt te hard gereden om daadwerkelijk even contact te maken en mensen meenemen over de grens ligt gevoelig. Ow ja en we hadden coronageneuzel.
Rode mutsje over de oren. Rood windjack aan. Vooral veel kleur. Oranje rugzak met paarse en roze borstzak voor de vieze voeten en broek en één wandelstok uitgevouwen; alles ademt dat ik een onschuldige klimmer en wandelaar ben die staat te verpieteren.
De eerste auto stopt. Een oude man met nekkoker vanwege artritis. Vreemd als iemand gewoon recht vooruit blijft kijken als je instapt. Hij woont met zijn vrouw in een huisje op de flank van een berg en zit minimaal twee manden per jaar ingesneeuwd en verstoken van menselijk contact. Hij zet me eruit bij zijn afslag.
De eerste auto stopt. Twee klimmers die in Spanje gaan rotsklimmen. De Fiat500 zit ramvol klimspullen en rugzakken. Een van hen stapt uit en trapt net zo lang tegen de achterbank tot hij klik zegt en ik me erin kan wurmen. Aardige kerels en ik krijg wat gebak aangeboden terwijl de chauffeur ons sportief richting tunnel manoeuvreert.
Bij de grenspost wordt de vrachtwagen voor ons eruit gepikt. Wij mogen 8.602 meter tunnel tegemoet. Er is een stoepje maar het is verboden en ik had het sowieso niet graag gedaan. In de Cote d’Azur heb ik alle tunnels gepakt, soms rende ik ze met gevaar voor eigen leven, maar dit is teveel van het goede.
Aan de andere zijde van de tunnel laat ik me meteen eruit gooien. Spanje! Na bijna 4.000 kilometer ben ik in het land van bestemming. Ik moet me even herpakken. Het besef dat ik via het Sauerland naar München ben gegaan, toen Innsbruck en een oost-west doorsteek van de Alpen om via de Franse Alpen uit de bergen te vallen in Monaco waarna ik de hele Cote d’Azur ben afgerend om nu via de Via de Tolosana aan de poorten van Spanje te staan. Het moet even indalen en licht euforisch staar ik naar het sneeuwlandschap waar ik me doorheen mag worstelen. Benieuwd wat deze etappe me weer gaat brengen. Dat ik als mens Veranderd ben leidt geen enkele twijfel. Deze tocht was nodig en daar waar ik sporen nalaat, heeft zij dat evengoed gedaan. Ik ben dankbaar.
Vrijwel gelijktijdig appt een ex die in Spanje woont of ik op haar basisschool een aantal zoomlezingen wil geven voor de kinderen, over sport en dat je veel meer kunt dan je denkt.
Het voelt meteen anders. Bouwstijl, sfeer, borden en bovenal het pelgrimagegebeuren. Overal bordjes,gele pijlen, Jacobsschelpen, paaltjes, markeringen, informatieborden en meer. Het is alsof een ondergronds netwerk zich openbaart, alsof ik deelgenoot mag zijn. Caminolife.
Ook veel sneeuw. Heel veel. Ik pak meteen de route op en gelukkig is er één persoon voor me geweest. Jammer dat hij van die korte pootjes had. Op plekken ligt het kniehoog en krijgt knieheffen een nieuwe dimensie. Het is uitkijken voor stenen die onder het oppervlak verborgen liggen. Ik merk ook meteen aan de hitte die ik produceer dat ik aan het werken ben. Ik zal mijn intake moeten verhogen want ik verbrand als een dolle.
Ik werk me van station Canfranc waar ik de tunnel uitkom naar het dorpje Canfranc. Over een mooi stenen bruggetje de rivier over en vanaf daar voert een trail van vier kilometer me naar Villanua, het dorp waar ik een hostel heb geboekt. Ik belde eerste de gite van het meisje van de tourist office die open zou zijn. Maar die was dicht. Bij het tourist office haal ik mijn eerste Spaanse stempel.
Het hostal is gesloten. Ik bel het nummer. Mijn Duits en Engels zijn LibkedIn-vloeiend, Frans is goed, Spaans is non-existent. Haar Engels is ook zoek. In gebarentaal telefoneren we en weet ik via een code een sleutel uit een kluisje te bemachtigen. Het pand is koud tot op de steen. De elektrische kachel heeft geen bedieningspaneel en voor ik het weet probeer ik hem te bedienen met een radio die in de muur is gebouwd. Als ik de volumeknop zie begrijp ik dat het niet om de kachel gaat. Met muts op, tight, handschoenen en trui kruip ik verkleumd in bed.
HendrikJan appt me het prachtige gedicht The Road not Taken van Robert Frost. Een mooie om mee te gaan slapen…
The Road Not Taken
BY ROBERT FROST
Two roads diverged in a yellow wood,
And sorry I could not travel both
And be one traveler, long I stood
And looked down one as far as I could
To where it bent in the undergrowth;
Then took the other, as just as fair,
And having perhaps the better claim,
Because it was grassy and wanted wear;
Though as for that the passing there
Had worn them really about the same,
And both that morning equally lay
In leaves no step had trodden black.
Oh, I kept the first for another day!
Yet knowing how way leads on to way,
I doubted if I should ever come back.
I shall be telling this with a sigh
Somewhere ages and ages hence:
Two roads diverged in a wood, and I—
I took the one less traveled by,
And that has made all the difference.
Ik ben in Spanje. Niemand doet me wat. Santiago here we come. Zzz












Geef een reactie