15 oktober. Dag 61. Appt. Hotel Les pavillon des fleurs Menton Saint Bernard – Wildkamperen in de kou Doussard 24k. Totaal 2.348,5k.
Na een hemelse dag vertragen, is het tijd voor actie. Alhoewel… Bepakt en bezakt verlaten we het hotel en weer krijgen we een bakkie koffie aangeboden. Zittend op een bankje aan het meer in de zon verorberen we ons levenselixer. Koffie valt uit de hemel. Festina lente, leert ons deze plek, het kost geen moeite. Als de koffie op is, dertig meter verderop herhaling op recept.
Later dan het plan dat er niet is, stiefelen we richting Chambery over de route van gisteren. In het heerlijke Talloires laten we het terras van gisteren links liggen en gaan rechts zitten bij hotel du lac. Hotels met die namen laat je niet verpieteren. De wijn sprankelt, de soup des legumes doet de mens kwijlen en het laatste gerecht blijkt iets heel anders. Maar is ook lekker. Gekke Franse taal.
Het is bloedheet vandaag. De route voert langs het tweede deel van het meer van Annecy. Het doet pittoreske kades vermoeden, de praktijk is er een van wegwerkzaamheden. Ook na het meer het volgen van een sliert van asfalt langs natuur- en vogelgebied Marais du bout du lac. We krijgen er weinig van mee en zoeken vocht.
Mijn pelgrimsroute voert van Genève naar Monaco. Logisch is nu Albertville maar dat ken ik als doods oord, overgebleven na Olympische hoogtijden. Bovendien moet Brenda dan met trein van daar naar Chambery en dan naar Genève. Waarom niet Albertville omzeilen en meteen naar Chambery zodat ze een rechtstreekse trein of bus heeft? Het scheelt kosten. Ik ken de stad niet en die 30 kilometer omlopen is bonus.
Aldus een poging om in twee dagen het Parc naturel régional du massif des Bauges over te steken. Deze – laissez faire – pelgrim laat het avontuur zich overkomen, in casu een blauw lijntje dat Google hem voorspiegelt door betreffende massief.
Na het laatste durp is het klimmen dat de klok slaat. De consensus is om vannacht ergens in het gebied te wildkamperen ondanks het feit dat de kou echt heeft toegeslagen; een avontuur.
We klimmen, en we klimmen, en we klimmen. De aanloop naar het massief is aan deze kant een ondoordringbare vallei van bossen. Geen wegen. Vrij weinig eigenlijk. Niets.
We meanderen en wisselen van paden om de minuut. Google kent paden die er nog niet zijn en paden die anders lopen. Maps.me, een site die alle paden kent, kent t ook niet meer allemaal. We klauteren door blub en overwoekerde paden treffen ons pad.
In de kern is er niets aan de hand. We zitten niet heel hoog het weer is goed en ik heb ook nog een tent. Toch willen we graag een hutje, een afdak, iets droogs. We mikken op Les petits chalets Nalets. Het seizoen is voorbij en daar gebeurt vast niets. Het zal onbemand zijn. Er moet een droog plekje zijn waar we kunnen liggen.
De paden onderwijl kloten wat aan, van 2,7 naar 3,2 naar 2,9 naar 3,0 kilometer. In geen enkele app zie ik enige overeenkomst met de realiteit. De paden worden steiler, schever en overgroeider. Wil Google soms dat we de steile kammen gaan overschreiden? Dit is wildernis zoals niet eerder op mijn pad kwam afgelopen maanden. Punt is dat Brenda soort van over niet al te lange tijd wel op het vliegveld moet zijn. Terwijl ik klim gaan alle scenarios door het hoofd; terug, liften, treinen, bussen, en het moet ook allemaal nog een soort van leuk en vakantie zijn. Bezigheidstherapie.
Als we echt al een uur over een kilometer aan het doen zijn, een driesprong. Twee duidelijke bordjes en een later aangeplant, primitief bordje met vilstift, les petits chalets Les ailes du Nant… We strompelen voort door de eeuwige bossen. Wat gaat dit ons brengen?
Brenda is enigszins gedesillusioneerd als ik opmerk dat 700 meter in een half uur niet opschiet. Als je bij schemering nog 2,7k moet kleurt dat het gemoed… Ik maak dan wel een klein navigatievoutje, maar toch… we neigen in een duister woud te stranden.
Uiteindelijk schreiden we het bos uit, een alpiene weide in. Euforisch schieten we foto’s en genieten van vergezichten. Blijkbaar zijn we een natuurgebied ingegaan dat van één zijde, die van ons, totaal ontoegankelijk is. Hier op hoogte zijn er gras, koeien, gravelwegen en vergezichten. Ik ben opgelucht… We kunnen door en hoeven geen noodgrepen uit te halen om Brenda op een vliegveld te krijgen.
Een paar honderd meter verder de chalets. Het blijkt een refuge, een reguliere Franse berghut. Hij blijkt gesloten zoals verwacht, maar eigenaar Fabien is zijn sneeuwschuiver aan het fiksen voor de winter.
Als ik hem vraag of we op het terras voor zijn refuge mogen slapen is hij verbijsterd: het is moordend koud… Hij wijst ons stromend water en het toilet. Verder mogen we wat hem betreft doen wat we maar willen, als we maar niet doodvriezen. Het is een lieve, innemende man die later het dal in moet om voor zijn diabetische, tachtigjarige moeder te zorgen. Eigenlijk wil hij hier overnachten, hij vindt dit te leuk. Ik noteer zijn adres en beloof hem vanuit het einde van de wereld een kaartje te sturen.
Als we voor zijn refuge op 1.350 meter over het meer en de vallei uitkijken, trekt hij een fles met een sprankelende witte wijn tevoorschijn en schenkt ons in, een restje dat hij wil delen.
We proosten en melden hem hoe blij we zijn met plek en uitzicht. Eigenlijk wil hij niet gaan maar we zijn koud en moeten omkleden en eten. Hij vertrekt en wenst ons bonne chance. Feitelijk betwijfelt hij of we de koude gaan overleven. De kammen kleuren feloranje voor het laatste beetje zonlicht verdwijnt.
Onder miljoenen sterren eten we onze pastamaatijd en staren naar het hemeldak. Dit is de mooiste wildkampeerplek van dit project, van mijn leven. Bitterkoud is het ook, want kraakhelder.
Op het terras voor de refuge gaan matten, slaapzakken en jassen en tent waarin we ons wikkelen. Het snoer om de nek gaat strak zodat warme lucht binnenboord blijft. Door een cirkeltje van 7 centimeter staren we naar sterren. Er is vrijwel geen lichtvervuiling en beide zien we er bijna net zoveel als ieder afzonderlijk eerder in de Himalaya.
Ik ben een gelukkig pelgrim. Als je een deeltijdpelgrim in je kielzog krijgt, wil je leveren; de pelgrimservaring in een notendop…
Hoe mooi dat Brenda dit kan ervaren ondanks temperaturen onder nul. Een sterrenhemel als deze vergeet je nooit meer, Orion, de grote en kleine beer, de Poolster… En in de loop van de avond laat de maan zich zien en verjaagt de duisternis totaal. De straling geeft nog net geen warmte af. Sterren zijn een statische vervanging van het fenomeen televisie tenzij je er lang genoeg van geniet, dan zie je ze vallen en dat overtreft een willekeurig televisieprogramma. Sterren hebben eeuwigheidswaarde en overtreffen je imaginatie. Of zoals Brenda zegt: Zie je die ster? Die is een miljoen lichtjaren geleden ontploft, maar we zien het nog niet…
Zo bezien is het pelgrimeren niet alleen maar mooi en leuk. Je doorkruist landen op weg naar iets, niet meanderend via de mooiste plekjes. Soms doorsteek je industriegebieden via drukke wegen, juist dan is een doorkijkje naar de sterren een hemelse ervaring. Pieken en dalen wisselen elkaar af, het is net het echte leven.
Meest dankbaar ben ik voor het (her)waarderen van alles dat je al had. De schone broek, het warme bad, het geurtje, een simpele maaltijd. Een pelgrimstocht maakt nederig en dankbaar. Het markante is dat je al je wensen laat varen op het moment dat je de meeste vrijheid ervaart… dat klinkt als een open deur maar is een enorme les voor mijzelf. Thuis mis ik dat paar sneakers of die jeans en ik moet van alles. Hier heb ik mijn rugzak en ik koester hem als een schat. Ik hem niks nodig want ik zou het moeten meetorsen… Ik heb hier vrijwel geen verlangens of wensen behalve het uiterste bestaansminimum en daar kan ik immens blij van worden.
Overdenk hem voor jezelf: op het moment dat je alles loslaat en vrijheid ervaart, heb je geen wensen meer…
Starend en vol bestaansverwondering ga ik mijn koude nacht in met Brenda naast me. Twee pelgrims onder de sterrenhemel.
Slaap zacht.
















Geef een reactie