4 september. Dag 19. MTB. Grillhutte Wallenrod – Hotel alte Brauerei Karlstadt 116k. Totaal 874k.
De eerste wildkampeerpkaats is een idylle. Deze plek brengt twee dingen. In de eerste plaats stilte, in de tweede plaats dankbaarheid. Stokbrood met guacamole-dip in het avondlicht. Slapen op een stenen plateau voor een Grillhutte met uitzicht op een appelboomgaard. De pelgrim komt met weinig, laat niets achter.
Zittend op een leunstoel ziet hij het ritme van dag en nacht aan zich voltrekken.
Doordat hij al weken sport en buiten verblijft, is het lichaam sterk en gewend aan de temperaturen.
Doordat hij alleen reist, heeft hij aandacht voor bloemen, bijen en bomen.
Doordat er geen televisie is ter afstomping van de zintuigen, kijkt hij uren naar een zon die onder gaat en lange schaduwen werpt. Ook oog voor vlinders, vogels en vliegen. Mooi hoe snel Netflix kan ontwennen, hett geeft hoop voor de jeugd. De zonnebloemen steken felgeel af tegen het groene gras. De rijpe appels kleuren felrood in de bomen. Een weids panorama met zoveel ingrediënten verslaat de televisie, en nipt het haardvuur. Urenlang is hij in stilte, kijkt niet eens bewust want dat zou een activiteit zijn. Hier geen actie. De plek is er een van totale rust en biedt de pelgrim soulaas.
De beste manier om in het nu te zijn, is zorgen dat er niets is, dat je niet meer anders kan. Uitgeput van de dag gaan zitten en de natuur zich laten ontvouwen. De hemel is kristalhelder, hier geen lichtvervuiling. Verschillende melkwegstelsels ontvouwen zich. Deze pelgrim is een bacil op het hoofd van een gigant; nietig is het woord.
Om middernacht bedtijd. De ‘natte’ set kleding gaat uit en de ‘droge’ set voor het basiskamp aan. Tussendoor loop ik op slippers in mijn blootje naar de rand van het plateau en snuif de warme avondlucht diep in. Is dit vrijheid? Hier geen coronageneuzel. Daarna slapen op de alu-mat van een millimeter. Het slaapt uitstekend. Hard is niet per definitie fout, het lekkerst is het slapen op Japanse tatami-matten die in niets op onze matrassen lijken.
De wildkampeerplaats kan met recht wild genoemd worden. Lezend op de buik landt met een klap een muis voor de neus, uit de dakgoot gedonderd. Een dikke, glimmende tor kruipt weg tussen de stenen. Kriebel onder Elly’s muts verraadt de aanwezigheid van een oorwurm. Er zitten er meer in het van kleding gefabriceerde kussen. Into the Wild verbleekt hierbij.
Is dit pelgrimsbestaan een vlucht? Jazeker. Weg van de vier muren die in coronatijd als het gevang voelden. Nu zijn er geen muren. Meer nog is het een zoektocht. Wie ben ik? Wie was ik? Wie wil ik zijn? Waarom ben ik hier? Wat doet maanden buiten afzien met je? Voor het eerst in mijn leven na een maandenlange wereldreis weer de sensatie wat zolang van huis zijn met je doet. Maar wat is thuis? Wat is haard?
Postadres is bij vader. De meeste spullen staan bij vriend Leander in de opslag op boerderij. Weer andere spullen bij vriend Peter. Essentiële spullen in het tuinhuis bij vriend Carlo. Bij mijn lief staan nog meer spullen. Teveel spullen.
De pelgrimstocht is het ideale instrument om een leven gestoeld op minimalisme en bewustzijn te overdenken. De ware pelgrim komt los van alles en overziet. De trail confronteert hem met zwerfafval, lawaai en bebouwing, alle consequenties van het nijvere diertje genaamd mens.
Bij het wakker worden de realisatie dat de dagen zich aaneen rijgen. Dat haast onnodig is. Steeds is er de druk om ‘snel’ te zijn, een erfenis van een jarenlang leven in een maatschappij die voortraast, de ratrace waar ik niet langer deelgenoot van wens te zijn.
Dit is mijn project, mijn verhaal, ik moet niks, ik mag. Nu nog van mijzelf mogen. Ik kan 180 kilometer fietsen, maar ik mag er ook 50 doen. Ik ben de stuurman van mijn pelgrimage.
Confronterend is de spagaat tussen 5.000 kilometer te gaan en een dagafstand van 50 kilometer. Het creëert een vacuüm dat gevuld wil worden. Het zuigt en drukt op de pelgrim. Dat hoeft niet, hooguit om aardse redenen als een budget. Pelgrimeren kost geld en geld is eindig. Het is het virtuele finishpoortje van de pelgrim. Kunst is om die te laten samenvallen met Santiago of Finisterre.
Er hangt een vettige nevel in het dal en over de boomgaard. Ik zit er net boven en daarom is het heerlijk uit te houden. Inversie, het fenomeen dat zware, koude lucht in de dalen gaat hangen. Het is de kunst er bovenuit te leven.
Ik pak mijn spullen, dat gaat iedere dag sneller. Bij mijn vader weer een zitmatje, een short, een petje, een buff en uitgelezen boeken en artikelen achtergelaten. Tijdens een hardlooppelgrimage resteren alleen de hoogstnoodzakelijke dingen; boeken voor geestelijke input, kleding voor fysieke warmte en kabels voor elektronische input. Nog even en de rugzak is totaal met me vergroeid; we zijn één.
Gek hoe het ‘thuis’ zo druk lijkt te zijn en er het gevoel is steeds niet aan jezelf toe te komen.
Nu blijkt hoe langzamer je leeft, hoe meer tijd je nodig lijkt te hebben. Alles kost tijd. Lijkt langer te duren kan ik straks nog wel weer terug..?
Na een puddingbroodje wordt het ros bestegen. De kontbenen of -botten, zo je wilt, zijn beurs als geplette druiven. Note to self: nooit honderden kilometers fietsen zonder spons.Dit gaat een lange dag worden. Enige krachttermen ontstijgen de pelgrim. De benen zijn als gellypuddy, ze weigeren dienst. Met een slakkengang naar Herbstein. De eerste passant legt uit dat hier op dit tijdstip nergens koffie te krijgen is. Honderd meter verderop drink ik Milchkaffee bij de Tankstelle.
Of de telefoon een kwartiertje aan de lader mag? Ze weet het niet. Ik kijk haar niet begrijpend aan. Dan daagt me, kijkend naar de groeven in haar gezicht, dat ze een radertje is in een groter geheel, geknakt door de bureaucratie. De Duitse cultuur van hiërarchie en orders opvolgen. Zelfs mijn aanbod om te betalen is voor haar lineaire algebra. Bureaucratie is overal, zelfs op kleine benzinestations in gehuchten in de binnenlanden van Duitsland. Hiervoor is geen proces, geen formulier.
Ervaring leert: Na iedere dip kont een iets mindere dip. Als je maar lang genoeg gebogen, met het kinnetje omlaag fietst, vind je een tweede en zelfs derde adem. Ik beland op de Vulkan Randweg, een slingerend lint van geweldig asfalt dat zonder al te veel hoogteverschillen van het ene naar het andere dal kringelt. Twintig kilometers vliegen onder me door. Roofvogels weer in overvloed en een groep koolmeesjes zoeft mee. Midden Duitsland is glooiend agrarisch gebied met op de heuveltoojes dorpjes van witte vakwerkhuisjes met middenin een kerkje.
In een klein durp een bakkie koffie. De Bratwurst met Pomnes Frites doet deze pelgrim watertanden dus voor twaalven verdwijnt ook die achter de kiezen. Veertig op de teller.
Google heeft de wegen prima aan elkaar geregen. Nooit de te drukke wegen, maar altijd de rustige binnenwegen. Toch is het onmogelijk om niet aan een ongeluk te denken. Duizenden fietsers moeten hier geschept zijn door auto’s. Als ze allemaal een kruisje gehad hadden bij hun overlijden zou de berm gevuld zijn. Ik denk aan avonturier James Cracknell uit de UK die de achteruitkijkspiegel van een truck op zijn achterhoofd kreeg tijdens een poging om van oost naar west door Noord Amerika te fietsen. Hij werd wakker op de IC. Is hersteld, maar is nooit meer de oude geworden.
Avonturiers en mensen die wat langer sporten dan de gemiddelde mens worden vaak versleten voor adrenalinejunkies, risicozoekers. Zelf werkte ik eens mee aan een geluksonderzoek van Psychologie Magazine tijdens een poolreis en ook daar kreeg ik het stempel thrill seeker op mijn kalende hoofd geplakt. Ik ben het totaal oneens met deze diagnose. Het is eerder een repetitief handelen dat rust brengt en iets heeft van mediteren. Rennen en fietsen zijn goede manieren om te aarden. Lang sporten heeft niets van doen met adrenaline of een rush.
Nog verder stuur ik de berm in, over het witte lijntje. Weg van het gevaar.
Op 70 kilometer een korte break in Jossa, Weltschnitzelhauptstadt. Hier werd ooit een 100 jarig jubileumfeest gevierd met een Schnitzel van 100 meter. Het verklaart de aanwezigheid wellicht van de honderden motorrijders. In bochten gaan ze plat op de zijkant om me heen. Dit is motorterritory.
Ik boek een hotelletje in Karlstadt en dat geeft me 2,5 uur om 43 kilometer te rijden voor de receptie sluit. Note to self: bij pijn in reet uitdagende doelen stellen. Wat volgt is een tijdrit over gravelwegen en langs de rivier de Main om zeven minuten voor sluitingstijd bij de Alte Braustelle te arriveren. Op een heerlijk kamertje trek ik me terug om mijn derrière te zalven.
Route: Sickendorf, Frischborn, Herbstein, Ilbeshausen, Grebenhain, Moosersee, Freiensteinau, Steinau, Jossa, Obersinn, Mittelsinn, Burgsinn, Rieneck, Gemunden, Karlstadt.








Geef een reactie