18 april. Dag 22. Munro 14 en 15, Conival en Ben Assynt
De lol zit er meteen goed in als we opstaan. Drie piepende, krakende kerels van 48, 54 en 60 die zich houterig door de keuken voortbewegen. Peter brult: ‘Which limb am I going to fuck up today wankers?’ Inderdaad heeft hij hielspoor, een bloeduitstorting van 10 x 10 centimeter aan de achterzijde van bovenbeen, de nagel van zijn grote teen is zwart en komt eraf en zijn andere teen toont gelig en ontstoken. In de woorden van Peter: ‘It is turning septic on me’. Hij heeft bloed op zijn lip dus ik vermoed dat het vandaag zijn lip wordt. Paul heeft alleen gruwelijk pijn in zijn rug. Ik heb niks maar ben van nature stijf wat maakt dat ik geen goede, lenige rotsklimmer ben op de moeilijke stukken. Een gezellig ochtendritueel met veel koffie dus in een kleine keuken waarin we om elkaar heen schuifelen.
Vandaag gaan de fietsen op het dak en rijden we het eerste stuk met de auto naar wederom twee bijzonder afgelegen Munro’s. We parkeren op de smalle Nweg. Er zijn verder nergens parkeerplaatsen of voorzieningen. Dan nemen we een dirtroad en begint de pijnlijke exercitie naar de voet van de berg.
Mijn zadel is te hard en breed voor mijn zitbotten en ieder hobbeltje doet me zeer. Bedenk dan dat we kilometers lang over rotspartijen en door rivieren ploeteren en je hebt het recept voor een pijnlijke derriere. Ik heb flashbacks naar mijn tocht naar Santiago. Ik fietste vijf dagen op een oude mountainbike en had al mijn kleding om mijn zadel gebonden tegen de pijn. Zo ook nu. Helpt geen donder.
De aanloop is prachtig. We passeren Loch Ailsh met daarachter onze bergketen en op de oever een statig wit pand, de Ben More Lodge. Het water is spiegelglad en onze Ben More weerspiegelt prachtig. Paul vertelt dat in de lente het ijs van de meer zich met veel krakend geweld achter zijn huis langs door de rivier een weg baant. Soms stagneert de ijsstroom bij bruggen en krijg je indrukwekkende ijsophopingen.
We passeren de Lodge waarna de ondergrond nog weer een gradatie slechter wordt en daarbij de pijn ook. Peter vloekt om de een of andere manier zorgt zijn short ervoor dat gevoelige onderdelen te ver naar beneden worden getrokken waarmee het fietsen ook voor hem een sensatie is. We worstelen ons door de rivier en proberen overeind te blijven zodat we verschoond blijven van natte voeten.
Inmiddels werken we ons de berg in. De Ben More Assynt en de iets lagere Conival vormen samen een hoefijzervormige bergkam die wij binnenrijden. Ergens daar boven ligt de bron van de Olkny rivier die achter het huis van Paul langsstroomt en waarop alle sjieke Britten aan het vissen zijn naar zalm.
We komen op het punt waar Paul met zijn expeditiefiets niet verder kan en parkeren onze rossen daar om te voet verder te gaan. We volgen een geitenpad tot Paul aangeeft dat we afbuigen omhoog gaan. Voor ons een kudde herten die zich behendig omhoog werkt alsof zwaartekracht niet bestaat. Wij zijn het eens, voor ons mensen geldt ‘gravity sucks’. Paul zoekt mooie lijnen omhoog, Peter trekt een kompasstand en ik ren de weg van de minste weerstand. Ondanks de monsterdag van gisteren ben ik gretig en de benen voelen goed.
Ik ben dan ook veruit als eerste boven op de kam. Daarachter in de diepte een gitzwart meertje. We volgen de kam naar links richting de eerste echte top waar de graat begint. Ik zie echter rechts nog een kammetje dat uitmondt in een prachttopje met een cairn. Kwijlend meld ik de mannen dat ik daar even heen ga rennen en ze dan wel weer inhaal. Ik voel me de kwijlende puppy. De kerels vinden het prima en staren me na als ik weghobbel.
De ondergrond bestaat hier uit hard, relatief droog gras dat zich uitstekend leent voor rennen. Ik ben dan ook binnen de kortste keren op de kam die me richting de top voert. Het is hier prachtig en het lange gras kleurt felgeel, bijna wit. Het is betoverend om hier alleen te rennen in de immense stilte. Als ik omkijk in de verte twee zwarte miniatuurpoppetjes die zich een weg banen richting de graat. Het decor is overweldigend in zijn grootsheid en schaal. Afstanden zijn niet goed in te schatten, feit is dat wij vandaag een monstertocht maken op hoogte waarbij we via een smalle graat diverse toppen aan elkaar rijgen. Een megadag of zoals mijn matties poneren: ‘Just another huge day on the mountain’.
Ik tik mijn topje aan en baan me behendig een weg naar beneden. Wat volgt, is een immense klim via een afbollende kam die maar niet lijkt te eindigen. Steeds als ik denk dat ik er ben, volgt weer een golf van grasland die zich verder voor me uitstrekt. Uiteindelijk doemt in de verte een cairn op. Vanaf hier kan ik de hele graat overzien die we vandaag traverseren. Paul en Peter zijn drie kleine topjes verder en zwaaien.
Ik ren door via smalle graatjes, rotspartijen en steile hellingen. Drie keer loop ik me vast en denk ik aan de woorden van Paul: ‘Vaak kun je beter de smalle graat volgen dan afwijken waarmee je je vaak in gevaarlijker situaties brengt. Je belandt dan opeens op een steile, zeer schuine helling terwijl je op de graat gewoon door had gekund’ En inderdaad heeft Paul drie keer gelijk en later beaamt hij dat hij benieuwd was wat ik zou doen en het juiste deed. Weer wat geleerd.
De mannen zitten in een klein zadel te praten met twee andere klimmers die van de andere kant komen, een Ier en een Engelsman. Vooral de twee Ieren kunnen het qua humor meteen met elkaar vinden. Ik mag het mikpunt zijn. Peter vertelt dat ik de snelste Nederlandse Compleator wil worden waarop de ander adrem reageert: ‘What the fuck are you doing, sitting down?’ en meteen daarna ‘Just saw a wee girl from Eindhoven running past’. Nu is het hek van de dam. Peter: ‘It is his Tinderdate’. Ier: ‘Are you Jan the rapist?’ Paul gaat ook meedoen: ‘Just looked at your website and it said solo runner. Well you fucked that!’ Later op de dag appt Peter nog met een vriend: ‘Climbing some remote Munro’s… Met Jan a few days ago.. he is a professional adventurer, ultra runner, and aiming to do all 282 Munro’s in 4 months. I am doing my best to slow him down and thwart his dreams.’
Het tekent de sfeer tijdens deze twee dagen met deze heerlijke kerels. Zelden zoveel gelachen. Het mooiste vind ik de onwaarschijnlijke liefde die deze mannen koesteren voor dit landschap en de natuur. Voortdurend staan ze samen naar bergen te wijzen die ze samen beklommen hebben. Zelfs na 350 Munro’s en Corbetts en Graham’s blijven ze enthousiast. Ze kennen alle namen en zoeken alweer volgende toppen uit die gedaan moeten worden. Op de een hadden ze een winterbivak, op de ander waaide de tent stuk en op weer een ander werden ze overvallen door noodweer. Al 30 jaar gaan ze ieder jaar een week hier klimmen met de bergsportclub uit Rugby. Paul heeft uiteindelijk de stap naar Schotland gewaagd. Door de pandemie werkte hij al twee jaar thuis en dus dacht hij dat werken vanuit Schotland ook wel kon. Hij kocht een huis. Verhuisde. Lichtte toen zijn werkgever ook nog in.
Ik vraag de mannen wat de mooiste Munro is maar daar kunnen ze geen eenduidig antwoord op geven. Een goede Munro ligt aan zee in verband met de uitzichten. Die van vandaag hoort in de top 10. Ik merk op dat ik niet eens een Munro tot op heden het mooiste vond, maar een Corbett, de Goatfell op Arran. Dit is een prachtige, markante berg die boven het eiland uittorent met daaronder een baai en een kasteel. Als je geluk hebt kun je er Ierland zien liggen en aan de andere kant kijk je uit over het vasteland. Ook ligt er een marinebasis onder de berg waar ik een duikboot zag. Grappig is dat beide mannen instemmend knikken en het met me eens zijn.
Als we verdergaan, wordt me weer duidelijk dat deze mannen hier niet zijn om een pad te volgen. Ze zoeken unieke lijnen in het landschap, mooie en markante rotsen en volgen dan gewoon hun intuïtie. Ze klauteren in rotsen waarbij ze zichzelf uitdagen en beter worden. In deze korte tijd heb ik al zoveel van ze geleerd.
Mooi vind ik dat ze einde dag beamen dat ik de skills en eigenschappen heb om dit avontuur tot een goed einde te brengen. Ze hebben vertrouwen in me en bieden aan de moeilijkste bergen op Skye, de Cuillin ridge, samen te beklimmen. Niets liever dan dat. Aan deze twee kerels vertrouw ik mijn leven toe. Ze blijven onder alle omstandigheden rustig en hun verstand gebruiken. Zo kunnen we met drie deze gevaarlijkere ridge doen en de nodige abseils maken. Zij nemen het touw wel mee, deze kerels in oude joggingbroeken. Peter zelfs met twee verschillende handschoenen: ‘Just took what was lying around!’
We vervolgen de graat. Paul voorop, niet bij te houden, met de handen karakteristiek op de rug en zijn cowboyhoedje op. Dit is met recht een magnifieke berg. De vergezichten zijn ronduit spectaculair en wederom geen enkel teken dat ook maar in de verste verte civilisatie doet vermoeden.
Naarmate we verder komen gaat de wind een rol spelen. Dat maakt het soms lastig. Je gaat er tegenin hangen en als hij dan even wegvalt, val jij van het pad. Of je verwacht hem niet en opeens beukt hij je opzij, een speelbal van de elementen. Mooi hoe een berg allerlei microklimaatjes kent, ingevuld door zon, weer, wind en rotspartijen. Het kan letterlijk vriezen en dooien binnen meters. Op groter schaal laat het landschap zich hier omschrijven als oer. Gletsjers hebben op grote schaal de valleien uitgesleten en soms lijkt het wel of stukken land zijn binnenstebuiten gekeerd en omgeklutst. Peter kan eenmaal zijn verbazing en kreten niet onderdrukken als hij een vreemde rondgevormde rotsconstellatie ziet. Hier zijn immense oerkrachten aan het werk geweest over miljoenen jaren.
Munro 14 is Ben More Assynt dat staat voor grote berg met naastgelegen Conival als 15e. Conival staat voor aangrenzende berg en het verklaart waarom er meer Conivals op je pad komen. De omschrijving van deze tocht is welluidend: They are the only Munro’s in an area packet with some Scotland’s most remarkable hills. Linked by a fine ridge, they offer a rocky and wild outing with amazing views.
Uiteraard zoeken wij een eigen weg naar beneden en volgen niet het boekje. Paul gaat voorop in wat voor mij de meest technische klim tot op heden is. Dit is gewoon scrambelen met handen en voeten in gemengd terrein met soms ijzingwekkende afgronden. Ondanks het feit dat het terrein er ondoordringbaar uiziet, vinden we altijd een spleet of een graat en kunnen we door.
De lager gelegen hellingen zijn minder steil en via uitgestrekte graslanden zoeken we ieder onze weg, drie hillwalkers met het verstand op nul en in gedachten verzonken. Ieder in een eigen wereld. Er volgt een hele lange uittocht over een smal pad van gras en bogs. Soppend ploegen we kilometers lang voort door de vallei, terug naar onze fietsen, Paul’s motto indachtig: Keep up or die. Peter gaat er overheen: ‘The first hour is terrible, the second hour is worse and from then on it is all downhill. We are progressively fucked.’ Grijnzend ploegen we voort.
Als aangeslagen wild fietsen we terug over de dirtroad tot ik Peter aanschiet. Rechts van ons een gelig landschap dat baadt in de ondergaande zon met in de verte uit het landschap oprijzend Gulvain. Dit vind ik met stip de mooiste berg van Schotland. Een haaienvin die magistraal over de omliggende vlakte heerst. Het is adembenemend en we staan minuten te staren. Eenmaal gaan we een nachtbivak doen op top spreken we af.
Thuis gaat Paul koken en we duwen hem de douche in. Hij heeft pijn in zijn rug en daarom blijft voor ons de dankbare taak over om drie kuub haardhout van de parkeerplaats weg te bergen. Ik maak echter eerst een instructievlog over het gebruik van poles voor de groep die ik train voor de Congo Nile trail in oktober. Paul filmt me met trillende handen in de avondschemering. Gelukkig hebben we daarna dertig munuten krachttraining om op te warmen terwijl Paul curry maakt.
Meer dood dan levend schuiven we aan de dis om daarna met whisky voor de haard op adem te komen. Kende het leven maar meer van deze dagen. Just another big day on the mountain with my mates.














Geef een reactie