17 mei, dag 47.
Munro 45. Ben Cruachan (1.126m), hill of peaks
Munro 46. Stob Diamh (998m), peak of the stag
Vroeg op. Kate moet werken en we willen onze tenten afgooien op een andere camping omdat we ons welkom bij Gil niet willen overvragen. Aldus gaat de wekker om 6.30 uur. Snel gaat alles in de auto en ik zet koffie tijdens het inpakken.
We scheuren naar de camping maar het is de zoveelste besloten camping voor caravans en campers. Tentjes zijn gewoon niet welkom. Kamperen begon ooit eenvoudig met tenten maar campingeigenaars hebben ontdekt dat je veel meer geld kunt vragen aan campers en je hebt minder sanitair en onderhoud nodig want ze hebben zelf douche en chemisch toilet aan boord. Dus mensen met méér eigen voorzieningen breng je méér in rekening omdat je er minder werk aan hebt. Een geniaal business model. Het voelt alleen alsof je met je tentje in het verdomhoekje zit ten opzichte van de hautaine campertoeristen met hun bakken.
Aldus keren we om. Kate zet me onder mijn berg af en vanavond zien we wel weer waar we kamp opslaan in het wild of elders.
Ik sta op een verlaten parkeerplaats bij het Cruachan Visitor center dat naast het Cruachan Power Station ligt. De Ben Cruachan wordt hier de hollow Mountain genoemd omdat er een tunnel is gegraven met daarin indrukwekkende turbines, ‘a pumped hydro power station unlike any other.’
Boven ons ligt een stuwmeer en blijkbaar bevindt zich een heel waterkrachtstation in de berg hetgeen een spectaculaire bezienswaardigheid is. Ik ben voornamelijk geïnteresseerd in koffie maar het is half negen en de tent gaat pas om kwart over negen open. Omkleden dus en klimmen.
De Ben Cruachan loopt vanaf de dalweg meteen steil omhoog. Er loopt alleen de weg, zo lijkt, en je vraagt je af waar in hemelsnaam het pad omhoog loopt. Honderd meter van het visitor center blijkt echter net boven de weg een piepklein treinstationnetje te liggen. Via een steile trap loop je naar het spoor, opent een hek, om dan via een groezelige voetgangerstunneltje aan de andere zijde van het spoor te belanden waar direct de klim begint. Binnen tien minuten heb ik de eerste 200 hoogtemeters in de benen via een bijzonder steil paadje dat zich via technisch terrein omhoog baant. Je snapt meteen waarom hier een waterkrachtcentrale ligt. Tussen de twee Munro’s die ik vandaag beklim, ligt een bekken dat een stuwmeer vormt van waaruit een stroom water zich naar beneden perst, de Falls of Cruachan. Mijn paadje volgt dit watertje en dus de kortste weg naar boven.
Puffend haal ik een klimmer in die voor me vertrok. Het is Mark, een sympathieke kerel met een snor. We beppen even. Hij gaat via de ene kant van het stuwmeer omhoog en het rondje tegen de klok doen daar waar ik met de klok meega. Ik snel voor hem uit richting de Cruachan dam.
Via een trap kom ik op de indrukwekkende dam en kijk uit over het meer. Het gidsje meldt: ‘Those with vertigo might find the dam ladder the scariest part!’ Deze trap mag echter geen naam hebben.
Ik verlaat de dam en volg een jeeptrack langs de oever van het meer. Aan het einde van het meer gaat een klein paadje een kom in en brengt me naar de graat. In het zadel krijg ik voor het eerst vergezichten aan de westkant. De wind blaast stevig en flarden met pluizige wolken vliegen voorbij. Het ene moment heb ik prachtige vergezichten, het andere moment loop ik in een glas melk.
Vanaf het zadel volgt een steile klim van 200 meter via rotsvelden naar de top. Ik tref een cairn met daarop de schedel van een berggeit. Het past wel bij deze eigenzinnige berg. Sommige Munro’s zijn gewoon, kennen een grasrug en hebben geen eigenzinnige kenmerken. De Ben Cruachan daarentegen is een berg met karakter. Aan weerszijden zijn er prachtige graten met verschillende puntige topjes, vandaar ook zijn bijnaam hill of peaks. Het maakt dat de berg duidelijk te onderscheiden is vanaf alle omliggende bergen die ik inmiddels beklommen heb. De hoefijzervormige tocht van vandaag wordt gezien als één van de mooiste wandelingen van de zuidelijke Highlands.
Naast de cairn staan de restanten van een trig point, een stenen paaltje met een uniek nummer dat de top markeert. Ik ga zitten om eens gewoon te genieten van de vergezichten en van mijn BYE!-reepjes te peuzelen. Dit is een van de eerste keren dat ik tijd neem, misschien omdat het de Munro met nummer 45, gecombineerd met de hoogte ergens een mijlpaal is. Dit is een bijzonder mooie berg en het is ook nog eens een prachtige dag. De wolken vliegen in pluizen langs mijn hoofd.
Een moment van bezinning. Ik zit goed in dit project. Ik leef en doe mijn ding. Het leven voelt licht op het moment. Zo is dat voor mij niet altijd. Met de pandemie had ik een zware persoonlijke crisis en pas sinds een paar maanden heb ik het gevoel dat ik weer helemaal terug ben. Ik heb twee jaar in een cocon geleefd, alles was grijs, het leven was de magie kwijt. Ik leefde als de buitenstaander en keek mee vanaf mijn eigen schouder. Zag het allemaal gebeuren maar maakte er geen onderdeel van uit. Nu leef ik weer in plaats van dat ik overleef. Hoofd en gevoel zijn in balans, ik zit in de flow en de dingen lopen als vanzelf.
Dat gezegd hebbende, ben ik altijd een beetje jaloers op mensen die door het leven heen lijken te fladderen, die het ogenschijnlijk makkelijk afgaat. Mensen die dag in dag uit gewoon hun werk doen en die nooit lijken te klagen. Ik kan dat niet. Ik verwonder me teveel. Over het feit dat we allemaal zoveel werken, dag in dag uit, van donker tot donker. Over de waarden die we aanhangen als consumptie, bezit en het feit dat een economie alsmaar moet groeien. Over het feit dat we maar doorrazen en alles vernietigen of lelijk maken op ons pad, het klimaat, de leefomgeving en landen die kapot worden gebombardeerd. Over een pandemie die zo naar was en die we nu lijken te willen vergeten en zelfs ontkennen. Ik vind het leven niet zo makkelijk, bij tijd en wijle vind ik het een worsteling.
Een vriendin merkt op dat ik nu zo in mijn kracht lijk te zitten in tegenstelling tot thuis. Het is zo. Hier is mijn leven simpel, puur en authentiek. Ik leef uit de tas, eet uit de zak, mag elke dag buiten zijn en raap ondertussen afval om het buiten zijn nog mooier te maken. Ik ontmoet heerlijke mensen die hier allemaal met diezelfde instelling rondlopen. We hangen dezelfde waarden aan, buiten zijn en leven, ademen, bezinnen, naar binnen reizen en gewoon zijn in plaats van enkel moeten, razen en groeien.
Ik las net een stuk uit het boek Vagabonding van Rolf Potts dat mooi de contradictie in onze maatschappij illustreert. Al jaren betoog ik in columns dat je binnen een economie niet ongebreideld kan groeien in een gesloten systeem, dan koers je onherroepelijk op een crisis af. Het is als of je een kind maar ongebreideld laat snoepen uit de koektrommel. Het kind wordt op termijn misselijk een gaat spugen. Logisch. En toch verbazen we ons daar steeds weer over, economen voorop.
Potts memoreert aan de olieramp met de Exxon Valdez in maart 1989. Amerikanen gingen niet minder consumeren of beter met de natuur om, maar probeerden de aarde te redden door natuurvriendelijke producten te kopen. Energiezuinige huishoudelijke apparaten vlogen van de plank en natuurvoeding vierde hoogtij. Creditkaartmaatschappijen gingen een deel van de winsten opzij zetten voor natuurbehoud en daarmee dus consumenten stimuleren om juist méér te gaan consumeren om de aarde te redden. Deze investeringen droegen uiteraard weinig bij aan de planeet maar gaven mensen wel een vals gevoel van voldoening. Consumptie is de bron van de klimaatcrisis. Extra consumptie is nu opeens het middel om de planeet te redden. De groeigedachte is een wortel van ellende die ten grondslag ligt aan alle leed, een fundamentele weeffout in ons denken. Zolang we investeren in plaats van offers doen, maken we het alleen maar erger. En toch, we razen door. Kopen elektrische auto’s in plaats van fietsen of de CO2-neutrale trein, leggen zonnepanelen in plaats van minder verbruiken, kopen ‘duurzame’ kleding in plaats van tweedehands, vliegen klimaatneutraal naar het einde van de wereld in plaats van om de hoek op vakantie te gaan, eten nepvlees in plaats van alternatieven.
Ik probeer te gaan voor een simpel leven zoals ik dat al een aantal jaren leid. Ik ben niet heilig en ik pleit er niet voor dat iedereen monnik wordt. Ik pleit voor bewuster leven, bewuster en minder consumeren, minder werken en daarmee uiteindelijk een economie die loskomt van de eeuwige groeigedachte.
Het vraagt mensen om persoonlijke offers te brengen, dingen te laten. Maar eigenlijk is dat al een foute woordkeuze ‘offer’. Het is niet naar om meer te fietsen in plaats van auto te rijden, geld te besparen door via Vinted je kleren te kopen, groenten te eten uit je eigen moestuin, minder te werken. Dit zijn alle dingen die de kwaliteit van leven ten goede komen. Het vraagt je alleen je gedrag en gewoonten onder de loep te nemen. Het bijzondere aan Vinted is dat je voor het geld waarmee je kleding bij de Action koopt nu kleding van de duurste merken draagt. Het meeste is nieuw, één keer gedragen want te groot of te klein en kan dat weten want ik koop al jaren al mijn kleding en outdoorspullen via Marktplaats en Vinted.
Jack Kerouac beschrijft mooi in The Dharma Bums ‘the joy of living with people who blisfully ignore the general demand that they consume production and therefore have to work for the privilege of consuming, all that crap that they didn’t really want… general junk you always see a week later in the garbage anyway, all of it impersonal in a system of work, produce, consume.’
Ondanks het feit dat we het wel weten is er een sociale druk die dicteert ‘to get rich from life rather than living richly, to “do well” in the world instead if living well.’ Door de maat genomen zien we geld als een doel terwijl het een middel is. Ook een auto is een statussymbool en daarmee een doel terwijl het in de kern ‘maar’ een middel is om van a naar b te komen. Ik doe dat alweer zes weken rennend en liftend en heb het hele land gezien. Geld zou niet ons Leitmotiv moeten zijn maar tijd. Geld is nodig voor de basisbehoeften en daarna is het een kwestie je tijd zo fijn mogelijk te spenderen zodat je een waardevol leven ervaart.
Een manier om het klimaat te helpen is ontspullen. Het is verbazend hoe weinig je werkelijk nodig hebt. Ik merk het ook nu weer in Schotland. Ik heb het minimale mee maar als mijn vader volgende week komt, krijgt hij toch weer sokken, een onderbroek, een shirt, een trui en nog enkele items mee terug naar huis. Je kunt maar één set kleding dragen, de rest ligt in je kast of hangt in mijn geval op de rug.
Ik constateer op basis van voorgaande dat er niets mis is met een break even-economie die gewoon draait en stabiel is. Een utopie, maar dit zijn de dingen waarover ik nadenk en mij verwonder.
Zo ook mijn loopmaat van vandaag, Mark. Ergens halverwege de horseshoe komen we elkaar weer tegen op de graat. Al van verre zie ik zijn grijns. Twee kerels alleen die elkaars pad voor de tweede keer kruisen vandaag. Mark: ‘What a beautiful day! Why would you ever want to be indoors if you can be outdoors!? This is what is important in life.’ We begrijpen elkaar wel. Mijn gids zou van dit stuk zeggen: ‘Some of the funest ridge walking in Scotland.’ Toevallig zegt hij dat vandaag niet, maar wij ervaren het wel zo.
We zigzaggen van topje naar topje en werken ons beide in tegengestelde richting langs het wolkendek over de graat tussen hemel en aarde. Beide euforisch over zoveel natuurschoon.
Mark: ‘I thought you would be home by now!’ Ik merk op dat ik het vandaag rustig aan doen en extra geniet. We spreken af dat als onze paden beneden weer kruisen we samen een biertje drinken, ja zelfs delen. Wat Mark vergeet is dat ik de hoogste berg van vandaag al heb gedaan. Daarna moest ik een wand traverseren van gladde rotsplaten en ik heb daarmee ook het meest technische deel al achter de rug. Vrolijk gaan we beide weer ons pad.
Niet veel later ren ik zingend over de graat met de muziek in de oren. Het kan hier, ik ben alleen, anders zou ik mensen tot tranen roeren. Ik klim de laatste meters en sta op de tweede Munro van vandaag, de Stob Diamh. Voor me zie ik vanaf de top een prachtige graat weglopen. In mist zou je die zomaar kunnen nemen maar ik moet de graat pal zuid nemen.
Ik passeer een topje en ren naar beneden naar een zadel. Hier loopt volgens de gids een ‘vaag paadje’ over de grasflanken naar beneden, terug naar het stuwmeer. Het is een typisch Schots paadje, er is geen paadje. Eigenlijk had er moeten staan: Trek maar een kompasstandje naar het meer, sterkte! Antonio Machado (Cantares) verwoordt het treffend: ‘Traveler, there is no path, paths are made by walking.’ Als paden je ding zijn, moet je dat wat ik nu doe, niet gaan doen. Hier zijn weinig paden en de eerste routemarkering zoals we die in de Alpen kennen, moet ik nog treffen. Je mag hier overal lopen conform het adagium Right to roam, maar verwacht hier geen Schotten die met emmers verf door de bergen zwalken om je pad te markeren. Dat maak je zelf en daarmee biedt Schotland een prachtige metafoor voor het leven.
Ik daal via de natte zompige graslanden en haal soms halsbrekende toeren uit om overeind te blijven. Het profiel onder mijn Hoka’s is helemaal opgesleten, stukken zool laten los en ook de binnenmesh heeft zijn beste tijd gehad. Mijn tenen worden in de afdaling helemaal verdrukt voorin de schoen en ze doen pijn. Als ik later schoenen en sokken uittrek zie ik ontstoken rode tenen. Ik heb geen blaren maar door het eeuwige rennen met natte voeten is de huid helemaal weggesleten, alsof de tenen met een aardappelschilmesje dun geschild zijn.
Als ik het meer bereik een blik omhoog. Ik ontwaar Mark op de topgraat 600 meter hoger, ook hij is zijn afdaling begonnen. Na vijf uur sta ik weer op de parkeerplaats en doe me tegoed aan twee blikjes Irn Bru en een bacon roll.
Liften. De weg langs dit visitor center leent zich niet voor liften. Er wordt veel te hard gereden. Gelukkig is daar na een uur toch weer Mark voor de derde keer. Hij wuift me in te stappen. Geen biertje maar een lift naar de eerstvolgende camping.
Mark vertelt dat hij de Aonach Eagach-graat drie keer deed. De laatste keer was er een vader met zijn achtjarige zoon. Meteen had iedereen zijn commentaar klaar: ‘Dat is gevaarlijk, dat moet je niet doen!’ Mark was het daar niet mee eens. Hij komt zelf uit een bijzonder beschermde opvoeding en vond het prachtig dat deze vader zijn zoon aan een touw zelf liet ontdekken of hij dit aankon. Zelf ging Mark daarna met zijn eigen zoons op pad in de bergen om ze te laten leren en experimenteren. Het culmineerde in een beklimming van de Mont Blanc met zijn oudste zoon van 30. Hij begint helemaal te glimmen als hij het vertelt. Maar bij uitstappen, fluistert hij toch in mijn oor: ‘But the best days are when you are out alone!’ Hij noteert mijn website en nog dezelfde avond heb ik een vriendschapsverzoek op Facebook.
De camping geeft niet thuis. Het is de vierde camping op rij die niet aan tenten doet. Ik koop een zak Jelly Babes om mijn frustratie weg te snacken en ga liften bij het benzinestation. Ook hier wordt te hard gereden. Niemand neemt me mee.
Ik bel met de volgende camping, Barcaldine Camping and Caravaning Club. Zeker een kwartier hang ik aan de lijn. Hoe breed is mijn tent? Hoe lang is mijn tent? Met hoeveel personen kom ik? Is er een auto? Hoe groot is de auto? Hoeveel nachten wil ik? Ben ik er wel voor acht uur? Is het oké om de auto buiten de camping te plaatsen?
Uiteindelijk blijken ze één plekje te heben met elektrische aansluiting waar ik extra voor moet betalen. Als ik later aankom, is de camping een oase van rust met veel lege plekken en ruimte voor tien. Ik snap op geen enkele wijze het beleid van Schotse campings. De meesten doen geen tenten, er zijn zoveel regels, randvoorwaarden en rompslomp. En dit is nog maar het voorseizoen en een doordeweekse dag. Hoe moet dat in hemelsnaam in het hoogseizoen? Ik kan precies één tentplek vinden op de vijf campings in de regio. Toch maar eens een mailtje naar mijn contact bij VisitScotland aan wagen. Het voelt niet heel gastvrij.
Een kerel met een zwarte chevy heeft getankt en wuift me. Hij neemt me wel mee. Hij komt stug en gehaast over en ik mag achter hem en zijn moeder plaatsnemen naast twee jerrycans benzine voor zijn boot. Ze gaan de boot de komende weken te water laten. Grappig is dat de beste man in Winterberg in het Sauerland gewerkt heeft en het dorpje Usseln kent waar mijn vader woont. Hij blijkt toch minder stug dan ik dacht. Hij moet naar Oban maar komt over twee uur weer langs de pub waar hij me afzet en wil me met plezier meenemen naar de volgende camping. We nemen hartelijk afscheid.
Ik raak in de pub in gesprek met een lokale jager die de meest smakelijke verhalen vertelt. Hij kent ieder paadje, ieder bultje en ieder verhaal in de omgeving. Hij vertelt hoe hij eens met zijn twee schaapherder in alle vroegte de Ben Cruachan beklom op zijn Wellies zodat hij het noorderlicht goed kon bewonderen. Zo zat hij een dikke sigaar te roken om 3.30 uur in de ochtend toen opeens twintig klimmers omhoog kwamen met volle bepakking die verbijsterd reageerden op deze rokende jager in zijn trui met honden. Dit zijn kerels die niet uit de moederschoot zijn geboren maar uit de klei in een lokale grot. Ze ademen bergen. Ik hou ervan en hang aan zijn lippen. Hij leeft onder de radar en bestaat formeel niet. Graag wil hij mijn boek over dit project maar een emailadres heeft hij niet. Hij schrijft ergens op een verkreukeld papiertje mijn naam op. Het zal mij benieuwen.
Om zes uur sluit Kate aan en eten we een haddock met chips. Na tien vergaderingen via Zoom tolt haar hoofd. Als we vertrekken een vriendelijke knik naar Mark die aan een biertje zit en de vierde keer mijn pad kruist. We sluiten de dag af met een Sherlock Holmes op de telefoon.
Vandaag was de dag van de prachtige Ben Cruachan, een berg van bezinning. Verwonderen over je eigen doen en laten in relatie tot de wereld waarin je leeft. Ralph Waldo Emerson: ‘It is easy in the world to live after the world’s opinion; it is easy in solitude to live after our own; but the great man is he who in the midst of the crowd keeps with perfect sweetness the independence of solitude.’ Ik ben nog niet een ‘great man’. Ik worstel me door het leven en verwonder me. Ook over Schotland, wat was je weer mooi!












Geef een reactie