12 mei, dag 42. Munro 42 Ben More (966m), the big hill
Soms maak je dagen met veel Munro’s. Vandaag is een dag met één eenzame eiland-munro op het eiland Mull. Vandaag is racedag, soms moet het snoeihard gaan.
Edoch, eerst moet ik bij de berg zien te komen. Deze Munro is daar om de Munro bagger tot het uiterste te testen. Ik loop naar de ferry terminal om daar te liften. Punt is dat de auto’s weer in kolonne aankomen en dan wordt ’t allemaal te ingewikkeld. Teveel prikkels en teveel afleiding waardoor stoppen te spannend wordt. Zeker voor toeristen die normaal rechts rijden en nu in grote campervans rondrijden.
Ik wandel naar de bushalte en spreek drie chauffeurs aan. Ze sturen me zo de bus in. Ik moet naar een of andere crossroads. De chauffeur is een jonge kerel met een spraakgebrek. En een Schot. Zoals gezegd; deze Munro is een uitdaging voor de hardcore-bagger. Ergens tijdens de rit brult hij iets in de trant van: ‘Whe ya wa outta guy of Mounta?’ Ik doe of mijn neus bloed maar mijn buurman met wie ik inmiddels mooie gesprekken heb, zegt dat dit over mij gaat. Ik wobbel door de bus en zeg dat ik verder wil tot de kruising. Deze gast ziet een berg en denkt dat ik erop wil, maar ik wil die ene berg.
Dan gaat de bus stuk. Minuten parkeren waarin de chauffeur belt met het basiskamp en dan weer een stukje door. Snel gaat het niet. Sowieso niet met de smalle en slechte wegen met honderden passing places.
De snelste route was een rondje tegen de klok in geweest maar deze bus gaat met de klok mee van Craignure naar de westelijke punt waar de ferry naar Iona gaat. Ergens halverwege trek ik aan de bel en mag er als eerste en enige uit in het midden van niets. Als de bus optrekt, zwaai ik uitbundig en alle locals en toeristen zwaaien vrolijk terug. Ik ben die gekke die berg in midden eiland opgaat. Je moet het een beetje leuk maken.
Ik moet nu na de busrit ook nog een flink eind liften om onderaan de berg te komen. Punt is: hier gebeurt nog minder dan exact helemaal niets. Ik ben in een rurale area aan het einde van de wereld, daar waar aarde overgaat in Mars. Het is nog vroeg dus ik begin maar gewoon te joggen. Op de een of andere manier moet ik de tien mijl naar de berg immers overbruggen, hij komt niet naar mij.
De eerste passant is een camperbusje dat er totaal verlopen uitziet. Zij zit met de pootjes op het dashboard en hij stuurt beheerst over de smalle weg. Ik mag mee met John en Kate en wordt achterin het busje op hun bed geparkeerd. De ramen zijn er niet en tussen cabine en achter zit een gordijn. Aldus zit ik zijwaarts in een donker hol. Rechtop zitten kan ik net niet. De weg is belabberd en aldus breng ik een half uur stuiterend in duisternis door op een bed zonder gordels en probeer ik mijn dure Julbo-bril niet kapot te stoten tegen het dak. John en Kate willen inmiddels alles van me weten en het is een uuterst gezellige rit. Regelmatig rennen schapen met hun lammeren voor ons uut. Het zijn niet de meest intelligente diertjes en ze blijven maar in paniek voortrazen. Gelukkig weet Kate de oplossing. Als je een keer met je hand op de buitenkant van het portier slaat, slaan ze af. En verrekt: het werkt. Keer op keer slaat Kate en vliegen de schapen de bosjes in. We hebben de grootste lol. De weg is fabelachtig, een smalle asfaltstrook onder een indrukwekkende steile wand meandert vlak boven de zee als een zilverkleurige slang voor ons uit. Zelfs vanuit mijn donkere hol achterin kan ik het zien. Ze gooien me eruit precies waar ik moet zijn en net ferme handdrukken nemen we afscheid.
Ik sta op een fluorescerend groen grasveld naast de weg, de hemel is azuurblauw, de gorse van het felste geel en de zee diepblauw, met voor me de prachtige Ben More die precies met zijn ronde top de wolken aantikt. De restanten van de vulkaan die dit eiland gevormd hebben. Een zeldzaam mooie dag. Dit gaat genieten worden. Ik hef mijn handen ten hemel als ze wegrijden en zij doen hetzelfde.
Vijf minuten later is er geen houden meer aan. Trui uit, poles in de aanslag, oortjes in en de adrenaline komt uit mijn oren. Fokkie gaat hiervan genieten, hij gaat racen. En aldus gaat het gas vol open. Het pad is uitstekend, loopt geleidelijk op via gras naar rots. Ondanks twee gesprekken onderweg sta ik binnen anderhalf uur op de top van deze imposante berg. De hartslag is niet boven de 171 geweest tijdens deze speedhike.
Ik neem een energy shot van BYE! Nutrition zodat ik ook in de afdaling op scherp blijf. Ik neem een foto met de NKBV-topvlag maar verder is er geen tijd te verspillen. Rammelen! Whazaaa!
Ik jank over de rotsen, kort grondcontact, de voeten alweer weg voordat je kan glijden of verzwikken. Hindernissen als rotsen omzeilen en zorgen dat mijn zwaartepunt in een vloeiende lijn naar beneden vliegt. Aldus passeer ik de twee kerels met wie ik kort sprak. Met de ene heb ik een kort moment als we een gigantische golden eagle in het dal zien die op thermiek omhoog komt. Hij is helemaal enthousiast en bedankt me wel drie keer dat ik hem op het dier attendeerde. ‘You younger guys see everything!’ Het zal mijn superfocus zijn in de afdaling, alles zien en géén fouten maken.
Ik klepper over de stenen, passeer een stel uit Canada en race langs vier ouderen die met minachtend blik omhoog komen. Door, door, door, om in minder dan twee uur weer aan de weg te staan. De vogelman van eerder waarschuwde me nog wel goed links en rechts te kijken bij de weg en niet de zee in te knallen. Lol.
Ik steek de duim op en meteen stopt een megalomane camper van wel 2,5 meter breed. Een heerlijk stel dat me waarschuwt voor hun kolossale hond. Gelukkig ben ik gek op honden, maar toch mag ik voorin plaatsnemen dan gaat zij wel achterin met de hond. Het apparaat is hyperenthousiast en kwijlt, knuffelt, likt en geeft koppen. Het is een immense hond en hij heet Corrach dat Iers is voor wobbelig omdat het zo’n grote, wobbelige hond is. Het duurt niet lang of de hond zit tussen mij en bestuurder in met de kop op mijn schoot tot verbazing van het stel.
Zij gaan met de ferry naar het eiland Ulva. Ik moet daar niet heen maar was zo snel dat ik gewoon meerijdt en een rondje eiland doe. Het is een adembenemende rit met overal schapen, Schotse hooglanders, pittoreske witte cottages en adembenemende vergezichten. Ze zetten me eruit op de kruising waar een weggetje naar de ferry gaat.
Ik sta een kwartier waarin twee auto’s passeren. Dat is meer dan op Mars maar daar is ook alles mee gezegd. Er komt een chevy van de ferry met trailer erachter. Ik kan weer een stuk meeliften naar het kleurrijke stadje Tobermorry en van daar kan ik waarschijnlijk in één lift terug naar Craignure waar mijn tent staat.
Phil is een sympathieke vent. Hij is boer. Maar als ik zeg: ‘Ah, you are a farmer!’, corrigeert hij me en zegt dat hij DE farmer is. Navraag leert dat er op het eiland Ulva slechts negen mensen wonen. Hij is er één en hij is de boer. Het eiland is community-owned wat wel bijzonder is. Phil heeft in Glasgow gestudeerd maar dat vond hij maar niks want het was zo onpersoonlijk en iedereen zat in zijn bubbel. Hoe moet dat dan als je met negen mensen op een eiland woont en je hebt een hekel aan eentje? Hij komt met zijn vrouw van het eiland Harris en is zijn hele leven niet anders gewend. Doorvragen leert dat hij oprecht gelukkig is en nooit meer iets anders zou willen. Hij stuurt de chevy behendig over de gruwelijk slechte wegen op dit westelijke deel van het eiland. In Derbaig zet hij me af bij een winkeltje.
Ik haal een rol koekjes, een reep chocolade en twee broodjes waarop ik een hele brie uitsmeer. Dan nog raakt het de bodem niet. Ik ben deze dagen zoveel calorieën aan het verbranden dat ik niet meer kan bijeten.
Ik geniet in de volle zon op een bankje. De mensen kennen elkaar hier allemaal en groeten elkaar met een vriendelijke wuif. Een ouder stel doet boodschappen en de manager rijdt het karretje naar de auto. Ondertussen brengt de beambte van het postkantoor de post naar buiten en duwt het hen in de handen. Alles gaat gemoedelijk. Allemaal zeggen ze me vriendelijk gedag en vragen of ik het goed heb. Zal ik hier blijven?
Mull is een prachtig eiland met minder dan 3.000 inwoners, maar belangrijker reuzenhaaien, zeearenden, dwergvinvissen, slechtvalken en gewone dolfijnen, adelaars, otters, baaien, zandstranden, bergen, kastelen en schilderachtige dorpjes. Het eiland zelf, dat ooit deel uitmaakte van Groenland, bestaat grotendeels uit lava uit spleetvulkanen, geschat op ongeveer 50-60 miljoen jaar geleden. De Ben More die ik zojuist ben opgesprint is het restant van de vulkaan. Grote gletsjers hebben Mull gevormd tijdens de laatste ijstijd, 10.000 jaar geleden. Deze gletsjers hebben zeer zichtbare U-vormige valleien in de bergen achtergelaten.
Na een half uur smikkelen en gadeslaan toch maar weer door. Ik loop langs de pub en steek de duim weer omhoog. Twee Duitse vrienden stoppen en nemen me mee naar Tobermory. Degelijke kerels en de ene wil graag voor zijn reisdagboek mijn website noteren en een selfie maken bij de destillery in Tobermory waar ze whisky gaan proeven.
Ik op mijn beurt slenter langs de kleurrijke huisjes over de boulevard. Bij het mooiste witte zandstrand neem ik plaats op de pier voor een half uur mensen kijken. Voor me een groep zeekajakkers. Ze vinden zichzelf nogal heel wat en vooral de gidsen zijn erg met zichzelf ingenomen. Ze trutten met hun materiaal, spoelen dingen af en lopen erg breed te zijn in hun speelpakjes. Zeer vermakelijk.
Dan wordt het tijd hier weg te liften want ik wil niet einde dag vast komen te zitten. Ik loop het dorp uit en zoek een goede strook waar auto’s kunnen stoppen. Ian stopt dan ook. Hij is een sous chef tussen twee banen maar hij kan altijd nog rally’s gaan rijden. Ik zeg het hem ook: ‘There is no faster way of transport between Tobermory and Craignure than Ian! I feel safe and sound!’ Hij gaat nog meer gas geven en na een lange dag ben ik opeens heel snel terug bij mijn tent.
Een dag sprinten op Mull. Deze Munro kun je maar gehad hebben. Morgen vroeg weer naar het vasteland om daar een kudde bergen aan te vallen.
Munro #42 in the bag. Mull wat ben je mooi! Wordt Vervolgd…

















Geef een reactie