4 mei, dag 35. Munro 31 in de bag.
31. Sgor na h-Ulaidh (884m), peak of treasure.
De nacht is er een van windvlagen. Soms kijk ik verwonderd hoe de tentstok buigt en meegeeft, maar mijn Bergans-onderkomen houdt zich kranig. In deze kom aan het einde van de Glencoe-vallei kan het spoken. Ooit maakte ik hier een winterbeklimning van de Pap of Glencoe, een markante bult. De wind loeide alsof je de hele dag een turbine van een Boeing naast je oor had. Zo ook vanochtend. Het beukt, het raast en het klappert. Dat belooft wat.
Ik kijk een stukje film tot ik er klaar mee ben. Ik pak mijn biezen voor een kop koffie in het dorp. Tijd om te schrijven tot Christian zich meldt.
Bij de receptie meld ik dat ik vannacht zo rond middernacht mijn tentje opzette. Ze is laconiek: ‘I am not going to charge you for that’. De overige nachten met Christian zijn al afgeregeld dus vertrek ik richting Glencoe village.
Geen zin in dit stukkie van drie mijl dat ik op mijn duimpje ken. Diezelfde duim omhoog dus maar. De eerste auto stopt. Een kerel met een prachtexemplaar van een snor. Ik zag hem gisteren al in de bar. Ik heb een lift van Salvator Dahli. Hij gaat flyfishen vandaag op een klein meer. In de avond hoor ik dat hij van datzelfde meer is weggestormd.
Hij zet me af voor een fijne craftsstore die volhangt met prachtige foto’s en schilderijen van de omliggende bergen en meren. Je drinkt koffie temidden van deze beelden en besluit thuis ook zo’n wand te maken met je foto’s. Die inspiratie is altijd weg zodra je thuis de drempel passeert. Ik schrijf de blog over de dag van gisteren en maak een praatje met een fitogende trailrunster. We wisselden al bij binnenkomen blikken van herkenning uit.
Dan verhuis ik naar de Glencoe Gathering, een gezellig hotel met bar. Ik zit nog niet of Christian appt dat hij over 20 minuten aansluit. Die gozer heeft de bliksem in zijn derriere! Van Nijmegen naar Weeze, vliegen, auto huren en een rit van Edinburgh naar Glencoe. Dat belooft wat!
Vol energie stormt hij binnen. Na een Spa rood is helder: we gaan zijn tent opzetten en een Munro aanvallen, vanmiddag nog.
Aldus zetten we zijn North Face-tent op waarin we eens sliepen tijdens onze Lowe Alpine Mountain Marathon. We hijsen ons in racetenue en gaan met de auto naar de parking om de Sgor na h-Ulaidh van 884m aan te vallen, de peak of treasure. De bijnaam zal te mak3n hebben met het feit dat je deze Munro vanuit het dal niet kan zien. Je rent door een vallei omhoog en dan komt hij langzaam, als een schat, in zicht.
Als de auto staat, is er geen houden meer aan. Het gas gaat meteen vol open. Met poles rennen we de aanloopweg die ons langs een huis, cottages en een boerderij voert. We rennen via een plantage van dennenbomen de vallei in en volgen de rivier. Dit is met recht een hidden Munro die je vanuit Glencoe niet kan zien. Pas als we echt een single track opgaan na de plantage doemt in de verte boven de andere bergen het topje op.
De single track is prima en dus blijft het tempo hoog. Ergens moesten we links de helling aanvallen. Als het pad vervaagt, gaan we vol in de aanval. Een rechtstreekse assault om het kreng te baggen. We volgen een stroompje en dus de kortste weg. Om beurten pakken we de kop en rammelen in een half uurtje 600 hoogtemeters uit de pootjes.
Ik waarschuw Christian nog: ‘Blijf weg van the black stuff!’ Na verloop van tijd leer je de ondergrond lezen. Er zijn diverse soorten mos, wit, groen, rood en zwart. De eerste drie zuiden zich vol water maar hechten zich aan de ondergrond. De zwarte zuigt minder water op en lijkt grip te geven maar geeft op het laatste moment mee, waarna je moet corrigeren en het in je rug schiet.
Christian heeft net als ik lange trails in de bergen gedaan zoals de Eigertrail en dat zie je terug in zijn Trittsicherkeit. Hij aarzelt nergens en zoekt goede lijnen over stenen en door heide. Het vinden van lijnen is een kunst, zo leerden we bij eerder genoemde orientatierace. Diverse teams gaan op pad om dezelfde punten te vinden en als je dat maar even anders doet kan je dat honderden meters schelen. Je moet ideale, efficiënte, onzichtbare paden in het landschap ontwaren. Aldus trekken we ieder eigenwijs onze koers, dan weer wint de een, dan de ander.
In 1 uur 35 minuten staan we op de kam. De wind buldert ons in het gezicht en is vandaag een factor van betekenis. We beuken tegen de wind in over de kam richting de hoofdtop. Slierten kwijl vliegen langs mijn wangen. De ogen tranen. We vliegen van links naar rechts als speelballen van moeder natuur.
Als er even luwte is doen we beide een jackie aan en gauw door anders wordt het te koud. Via een voortop dalen we af naar een zadel voor de finale klim. Van onder ziet een klim er vaak imposant en bedreigend uit maar de eerste meters vliegen meestal en als je er eenmaal goed inzit is 200 meter zo achter de kiezen. De top biedt een imposante aanblik en we maken om de beurt spectaculaire foto’s van de ander bij de topcairn.
Achter de top eten we reepjes in de luwte. Het panorama is spectaculair. Bulten die vanuit het dal grotesk leken, liggen nu als hoopjes onder ons. Het is bizar wat je in 1 uur en 58 minuten kan klimmen en zien als je niet op je bank blijft Netflixen. In de verte de Atlantische Oceaan en alle eilanden erin. Aan de andere kant tekenen heel duidelijk de grijsgekleurde Grey Corries af voor de Mamores met als hoogtepunt de Ben Nevis.
Christian is hier twee uur in de weer en valt met de neus in de boter. Hij heeft een Munro in de bag, fenomenale vergezichten, bulderende windvlagen en een technische afdaling… die nog moet komen.
Gezien onze start van pas 15 uur hadden we bedacht dezelfde weg terug te rennen. Beide opteren we echter voor een rondje en rennen gewoon door. Het pad leidt rechts een steile steenhelling af. Het wordt van kwaad tor erger. Opeens lopen we ons vast in een steile schacht met overal schuine rotsplaten die niet te traverseren zijn. Christian pakt een miniscule richel en verdwijnt eenvoudigweg uit het zicht onder mij. Ik gluur vertikaal naar beneden en zie zijn poles liggen maar hem niet. Hij zit onder me in de wand. Bezorgd vraag ik of hij oké is. Ik hoor geen wanhoop maar hij raadt me ten zeerste af zijn kunstje te herhalen. Hij bezigt de woorden: ‘Hmmm, je kunt je niet altijd uut de problemen klimmen, er is niet altijd een uitweg.’
Ik probeer de andere kant maar loop vast. Uiteindelijk klim ik 20 meter omhoog en traverseer de wand om deze passage te vermijden. Een leuk technisch stukje als voorloper van de Aonach Eagach-graat, de meest blootgestelde graat van de UK die we deze dagen willen pakken.
Ik daal af naar Christian en samen hobbelen we over gras en heide terug naar het pad waarover we de vallei inkwamen. Eenmaal daar gaat het tempo de hoogte in en rennen we in één ruk door naar de auto. Christian stopt alleen om de schattige lammetjes te fotograferen voor zijn dochter.
Bij de auto drukken we tegelijk de klok in. 3 uur en 30 minuten voor een tocht waar 7 tot 9 uur voor stond. De wedstrijdmentaliteit zit nog in onze krasse knarren.







Geef een reactie