1 mei, dag 32. 27,73k, 1.448hm.
30 april. Inge en ik warmen op in The Arch Inn, de leukste pub van Ullapool. Als we binnenkomen en willen bestellen een tututututut en een opzij wuiven. Drie dames op respectabele leeftijd en met dito boezem manen ons uit de zichtlijn te gaan. Ullapool voetbalt tegen Inverness. Zowel Inge als ik vrezen het ergste want weinig affiniteit met voetbal, maar het tegendeel is het geval.
De pub heeft in Schotland van origine een sociale functie. Arme mensen die hun huizen niet warm konden stoken, vonden hier vertier in een huiskamerachtige sfeer met Chesterfields en haard. Zo ook vanavond. Jong en oud dartelt door elkaar, mannen en vrouwen, maar meest bijzondere: Ullapoolnezen en Invernessanten drinken naast elkaar en brullen naast elkaar voor hun ploeg. Geen enkel onvertogen woord, hooguit een hoop rumoer en veel lol en gesprekken. We kijken mensen, het is alsof we voor de tv zitten.
We hebben de hele avond vertier met de drie dames die twee kleine, vrijwel blinde hondjes delen. Eentje rust de hele avond op de boezem van de meest gezette dame, een riante hondenmand. We hebben de grootste lol en Inge drinkt op advies van hen – en na proeven – een blikje Iron Bru wat ze hier drinken als limonade. Glimlachend verlaten we het etablissement voor ons tentje.
Eenmaal diep in de mummie begint het te waaien om niet meer op te houden.
1 mei. Mijn kennismaking met de dag is mijn Schotse buurman die bromt: ‘That was a breezy nigt!’ Het heeft de hele nacht non stop gewaaid en geregend. We hebben beide geen oog dicht gedaan door het klapperende tentdoek en Inge is er zelfs uitgeweest om de haringen van haar tent te checken.
We zijn er met 7.30 uur vroeg bij. Bij beide is koffie de eerste levensbehoefte op dit tijdstip en met dikke ogen drinken we in stilte onze koppen. Fijn dat Inge niks zegt; zij ervaart hetzelfde.
Inge wil in haar fietsvakantie één Munro met mij aftikken. In eerste instantie gingen we voor An Teallach, een secreet met veel klauteren en ridewalken. Aangezien Inge niet één, maar twee pijnljjke achillespezen heeft, wijken we uit naar een tocht met maar liefst drie Munro’s, maar dan wel met een lange aanloop via een uitstekend pad dat ik bij een eerdere beklimming heb zien liggen.
We gaan voor de:
Meall a’Chrasgaidh, 934m, rounded hill of the crossing
Sgurr nan Clach Geala, 1.094m, peak of the white stones
Sgurr nan Each, 923m, peak of the horses
Vlak voor vertrek raak ik nog even in gesprek met de Schot van vanmorgen. Hij is hier vandaag voor een driedaags muziekfestival. Gisteren zat hij al zachtjes op zijn gitaar te tokkelen en voorzag ons van een priveconcert op de camping en zat waarschijnlijk in de avond in onze kroeg Schotse riedel te spelen met een aantal andere muzikanten. Vandaag rijdt hij naar Edinburgh en ik had zo mee mogen rijden maar ik vertrek pas morgen of overmorgen naar het zuiden om trailmattie Christian te ontmoeten en een aantal pieken met hem samen te baggen.
De Schot vertelt dat hij een keer bivakkeerde in de bekende bergpassage Lairigh Gru in de Cairngorms. Trailrunners kwamen van de ene kam, langs zijn tent en vlogen de andere kam weer op. Hij was zwaar onder de indruk. De laatste zag er slecht uit en ‘death would have been a certain relief voor him’. Inge en ik liggen dubbel om deze uitspraak en bezigen hem nog vaak vandaag.
Liften. De eerste keer met een dame dit avontuur. Het helpt. We staan nog niet goed en wel bij het benzinestation of de eerste auto neemt ons mee. Ook Inge begrijpt het spelletje dat liften heet. Mijn rode jack is bij haar fleurig geeloranje. Mijn witte mutsje bij haar felblauw. Mijn zwarte broek bij haar donkergroen. Beide dragen we Hoka’s met fluorescerende zolen. We zijn een kleurrijk, totaal ongevaarlijk ogend stel hikers. Daar komt bij dat Inge hetzelfde ongebreidelde vertrouwen heeft dat we worden meegenomen. Dat, met haar grijns straalt af en komt terug. De wet van de aantrekking.
Wr kennen elkaar van trailrunnen, van Facebook en hebben veel gedeelde trailmaatjes. Ik zie alleen maar foto’s van een rennende, fietsende of kamperende Inge en je zou je gaan afvragen of ze ook nog werkt. Zo nu en dan zien we elkaar en hebben de grootste lol. Zo ook nu. We delen een voorliefde voor de natuur, niet teveel mensen om ons heen en bovenal niet teveel prikkels. Onze tentjes zijn vergelijkbaar en we gaan voor back to basics. Bij Inge is alles net iets groter aangezien ze met de fiets is en ook zij beaamt dat veel dingen nog hadden kunnen thuisblijven. Vandaag ontdekken we dat we ontzettend lang samen over bergen kunnen leuren en dat onze gedeelde humor het leed draaglijk maakt.
We belanden in de auto bij een kerel uit het Lake District die nu hier woont en een Duitse vriend. De Duitser merkt op dat we bij de Braemore junction – waar ik de afgelopen dagen al vaker ben afgezet – een prachtige korte wandeling kunnen doen langs een riviertje met allemaal watervallen, Corrieshalloch Gorge en de Falls of Measach. Waarom ook eigenlijk niet?
Als we eruit zijn gezet, lopen we een kwartier langs het riviertje over een bijzonder goed onderhouden toeristenpad. Het is iets te bedeesd in onze ogen maar desalniettemin aangenaam. Een kwartier verder duiken we weer op langs de weg waar we verder kunnen liften. Een kerel en een dame zijn in de weer met informatieborden en drinken koffie. Ze blijken van de Forrestry Service en de dame blijkt Nederlands. Ze vertelt honderduit over haar werk en terwijl we zo in een wat verwarrende setting de duim opsteken, worden we door de eerste auto alweer weggerukt uit ons gesprek. We wuiven excuses en verdwijnen in de auto.
Een Pools stelletje vindt het leuk ons mee te nemen. Inge raakt even de kluts kwijt als het meisje de hele tijd omgekeerd zit in wat in haar ogen de bestuurdersstoel is waarbij ze bijna roept: ‘Houd je ogen op de weg!’ Beide hebben we de neiging aan de verkeerde kant van auto’s te willen instappen. Het stel moet eerst de achterbank leegtrekken want de auto is hun ‘tiny house’. In de vier kilometer geven we ze nog wat tips voor het eiland Skye waar ze heengaan en binnen de kortste tijd staan we op de parkeerplaats waar onze tocht begint. Zo snel ging het nog nimmer dit avontuur. Note to self: Dame naast zij werkt nog sneller bij liften.
Het is koud en de bewolking hangt laag maar vanaf een uur of 12 moet het wat opknappen en er is niet heel veel kans op regen. We wandelen de vallei in door de plantage waar ik eerder deze week al liep met Matt. Daar waar ik met Matt rechts de berg op moest, gaan we nu links de vallei in.
Er volgt een pad dat helemaal naar het einde voert van de vallei, naar een zadel waar we omhoog moeten naar de kam van waar we onze drie Munro’s kunnen aanvallen. Inge heeft last van haar achillespezen en ik moet nog maar zien dat ze dat gaat halen. Ze kan gelukkig altijd terugkuieren en terugliften. We doen het rustig aan en nemen de tijd om dit deel soepel te laten verlopen.
Het pad is uitstekend en dan volgt iets wat eigenlijk de hele dag alleen maar erger wordt. Inge gaat alleen maar blijer kijken en steeds makkelijker lopen. Ze brult de hele dag alleen maar dat ze in haar element is. Ik herken.
In het zadel is het verrekte koud en we kruipen even weg tussen enkele brokkelige muurtjes die als verschansing zijn opgetrokken. We eten reepjes en energy shots van BYE! Nutrition die ons de hele dag op de been houden.
Nu volgt de zwaarste klim van de dag via een helling met hoog gras en mos naar een rotsachtige kam. We trekken een kompasstand omhoog en vorderen voorspoedig tot Inge even een wegtrekker heeft. Vijf minuten adempauze helpt en ze komt nog sterker dan daarvoor terug.
Op de kam hebben we opties. Eerst het rechts topje dat apart ligt en dan terug naar dit zadel, de andere twee topjes en daar naar ons startpunt afdalen. Optie twee is eerst de eerste van de twee topjes links doen waarna Inge terugaat naar de kam voor de afdaling, ik ren door naar de volgende top en dan twee toppen terug naar Inge waarna we kijken of ze het rechtse topje nog trekt. Zoals vaker met opties en plannen kan het hele verhaal bij aanvang de prullenbak in.
Inge dartelt als een kwispelend veulen met stuiterbalogen de eerste linkse – en hoogste – top op en daarna is er geen houden meer aan. Haar achillespezen lijken schimmen in de mist, net als wij. Vandaag hangt de bewolking laag en zeker op deze hoogste top worstelen we ons, zonder zicht, voort naar de topcairn. Het maant me deze blog de titel gorilla’s in de mist mee te geven. Het weer is redelijk rustig en dat betekent dat die wolken lekker blijven hangen. Soms geven ze even mee in de wind en waaien flarden langs ons heen om vergezichten in de diepte prijs te geven. Het maakt de dag nog mooier dan hij al is. Strak blauwe luchten zijn immers ook maar zo saai.
Na de topcairn ploegen we voort. Een klein zigzag-paadje voert ons langs steile schachten waarin je honderden meters vertikaal de diepte in kan storten. We constateren dat je dan twee aspirine nodig hebt, één voor de schrik en één voor de landing. Kop erbij houden dus.
We komen onder de wolken uit en via een keienveld dalen we naar een meertje. Even verwarring. Rechts een veel hogere berg dan de linker, maar toch moeten we de linker hebben. De rechtse is een tussentop naar de Sgurr Mor die ik eerder beklom. Hij heeft niet de eigenschappen van een zelfstandige Munro dus laten we hem rechts liggen, of beter links. Volg je het nog?
Via een immens zadel lopen we een ronde grastop op. Hij heeft weinig om het lijf en valt in het niet tussen de hongere top die ik net beschreef en de 100 meter hogere top waar we net vanaf komen. Niet voor niets is de bijnaam rounded hill of de crossing. Deze tik je aan en doorrr…
In theorie zouden we vanaf hier eenvoudig kunnen afdalen naar de parkeerplaats waar we startten. Inge gooit echter alles in de war. Haar euforie verdoezelt eventuele pijn in achillespezen en ze stuitert als een roze konijn op batterijen maar door. We gaan dus niet naar de start maar helemaal terug over onze hoge top om het eerste afgelegen topje nog mee te pakken en dan terug te gaan via onze aanvoerroute. Achteraf maakt het onze tocht geen 18 maar 27 kilometer.
Het gaan ontzettend snel en makkelijk vandaag en dat komt ongetwijfeld omdat we de hele dag maar slap doorlullen en dezelfde humor hebben. Alle tv-programmas uit onze gedeelde jeugd (1975) passeren de revue zoals Inspector Gadget, The Transformers, Zeg eens AAA, Medisch Centrum West en Wordt Vervolgd met Han Peekel.
We dollen ook de hele dag over ANWB-stelletjes die al 30 jaar getrouwd zijn en op elkaar vitten. Aldus lopen wij vittend door de natte heide en lachen elkaar tot op het bot uit als we achterover in de blub belanden hetgeen uiterst nadelig is als je nog wilt liften.
De laatste top is veruit het meest indrukwekkend. Een ridgewandeling via kartelranden naar een hoog puntje. Deze berg heeft de bijnaam Peak of the horses en voor mij zit dat in deze kartelranden die vanuit de verte iets weg hebben van de manen van een paard. Op de top een highfive, voor mij Munro 30 en voor Inge nummer drie, maar eigenlijk vier aangezien we de hoge top vandaag maar liefst twee keer hebben aangedaan. Met een grijns: ‘Zullen we hem nog een keer pakken en via de hoge route teruggaan?’ We zijn er beide gek genoeg voor.
De pootjes zijn echter inmiddels toch wel moe en de terugtocht duurt zoals iedere dag oneindig lang. Stiekem is de tijd toch wel snel gegaan. En na urenlang ploeteren en elkaar afzeiken is het 19.45 als we de weg weer bereiken. Het beste is er dan wel af maar beide hebben we nog steeds een grijns om de mondhoeken en morbide humor houdt ons op de been. Er is vrijwel geen verkeer dus we lopen maar gewoon door over de weg. Inge heeft een dikke rechterknie, bij mij is het de linker. Mij linkerenkel blokkeert ook. Twee jaar terug reed een onverlaat met de racefiets over mijn linkervoet en het blijft een zwakke plek. We strompelen voort als een auto zich aandient.
De duimpjes gaan op en Inge neemt, zoals afgesproken, voor mijn markante persoonlijkheid plaats. Een riante witte SUV stopt met daarin Gloria. Ze heeft vandaag de hele dag in de auto gezeten en Loch Ness bewonderd, evenals de weg van de watervallen en is nu op weg naar Skye. Het blijft haar niet onopgemerkt dat we redelijk verrot zijn als we haar auto inrollen. Ze zegt met lieve stem: ‘I got you guys!’ Gloria komt uit Mexico, heeft vingernagels met enge lange punten, gelakt in het geelste groen. Het is een zachtaardige, vriendelijke verschijning en ik benank haar nadrukkelijk met een ‘Mucha Gracia!’ Helaas moet ze bij de Braemore Junction rechtsaf al twijfelt ze if ze 24 mijl om zal rijden naar Ullapool.
Het schemert inmiddels en het is 20.35 uur. Ik schat dat we nog een uur daglicht hebben voor een laatste lift. We raken daar niet van in de stress, maar 12 mijl lopen langs een grote weg gaan we in ieder geval niet doen. Kunnen we zelfs niet meer.
De auto’s die komen rijden door. Één lief ouder stel kan ons een stukje meenemen maar dan bestaat de kans dat we stranden langs een weg waar te hard wordt gereden, dus we laten verstek gaan. Dan droogt de stroom met auto’s op en wordt het stil. Weer onze morbide humor, schelden en schreeuwen waarom mensen hun familie niet gaan bezoeken in Ullapool. Waar blijft die seriemoordenaar? Een taxi bellen is geen optie want we hebben minder dan geen bereik. Dit is Schotland.
Beide de constatering hoe fijn het is dat die ander niet zeurt en klaagt, dat we het nemen zoals het komt. Niet een constant ‘hadden we naar…’. Meermaals bezigt Inge de zinsnede ‘dat je de koe niet in de kont moet kijken.’ Stiekem vinden we dit nog steeds leuk en is het spannend hoe laat en of we de camping nog bereiken. En zo niet, dan toch!
Een SUV. Ik trek de jas nog wat verder op om de zieligheidsfactor te verhogen. Zielige blik, de duim op en neer alsom urgentie te visualiseren. De SUV jankt voorbij… en stopt!
Een gedistingeerde goedogende, goedlachse zestiger laat ons op de achterbank. Hij is ontzettend aimabel. Hij woont aan de overkant van het meer met uitzicht op Ullapool en moet er eerder af. Maar na twee minuten is duidelijk dat hij ons voor ons Indiase restaurant waarover we al uren fantaseren, gaat afzetten. Volgens hem is het zelfs nog open.
Het is niet gek dat hij ons meeneemt. Hij zegt dat hij ultraloper is en net een 100k gelopen heeft. ‘Ahhh, family!’, brult Inge. Ze weet de man om de arm te winden. Drie ultralopers in één SUV.
Hij vertelt dat hij in Augustus een prachtige race van 25 mijl gaat lopen hier vlakbij door de Fisherfields, een gebied waar ik nog zes toppen moet aftikken. Voor mij een ideale race die ook nog eens mijn count kan opvoeren. Navraag leert dat het de Great Wildernes Race betreft. Nu kan ik er niet meer onderuit en moet ik wel meedoen, al is het maar voor het verhaal.
Hij zet ons voor het Indiase restaurant af dat inderdaad nog open is en we wisselen gegevens uit waarna hij al weer uit onze levens verdwenen is. Hij gaat me opzoeken en een vriendschapsverzoek sturen. We gaan samen racen.
De Indiër doet alleen takeaway vanavond. Ik bestel een buttered chicken waarna ik snel even naar de Tesco ren voor een biertje. Helaas is alles dicht vanwege bankholiday. Niet veel later zitten we op de camping in het washok aan een picknicktafel en schrokken onze warme maaltijd naar binnen. We hebben nog een half flesje wijn en zwijgend eten we en likken vingers af. Het is bijna 22 uur en dit was met recht een monsterdag. Inge heeft meer last van haar knie dan van haar pezen. Ze is een mirakel. Ik voel pijntjes die ik de afgelopen weken nog niet ervoer.
We strompelen nog naar het Argyll Hotel voor een biertje bij de haard maar we hebben niet zoveel tekst meer en met de warmte sukkelen al gauw weg. Een vriendelijke local maant ons gewoon extra hout en kolen op het vuur te gooien maar we kiezen het hazenpad. Deze twee uktralopers gaan met tongen op knieën in mummies liggen.
Munro 28, 29 en 30 in the bag.
Wordt vervolgd…








Geef een reactie