Mijn busrit voert me weg van kusthel Salou naar de stad Huesca. Het is een prachtige rit door Pyreneeën gehuld in oranjerood avondlicht dat langzaam haar kracht verliest. Een busrit door avondrood gebergte; de romantiek van het reizen. Ik schrijf en kijk ogen uit terwijl de bus ronkt en ons met haar stevige motor de hellingen op en af voert. Van mij mag deze rit nog uren duren.
In Huesca is het echter uit met de pret. Ik ken deze stad niet, mijn camino voerde hier iets noordelijker voorbij. Altijd bijzonder hoe je eruit gegooid wordt op een busstation en je jezelf de nieuwe realiteit eigen moet gaan maken. Is dit een slechte wijk? Is er een camping? Waar zitten jeugdherbergen? Je zou beste in steeds groter wordende concentrische cirkels weglopen van je busstation. Ik wil echter weg uit de stad en loop noordelijk op mijn kompas.
Er is een groot feest gaande en de hele stad is op de been. Iedereen prachtig in wit met groene kledij. Naar ik later hoor heeft een of andere heilige zijn dag. Spanjaarden weten daar wel raad mee en de stad bruist van energie. En alcohol.
Ik neem plaats op een terrasje en aanschouw het. Mooi het cultuurverschil met Nederland. Dit is echt een familieding en hele groepen familieleden met kinderen kuieren door de oude binnenstad. Geen onvertogen woord en gelaten gemoedelijkheid. Bijna jaloers, waarom hebben we dit niet zo in Nederland? Hier voelt het alsof ze het beheersen, professionals.
Op kompas ren ik door de verder verlaten binnenstad. Mijn voetstappen weergalmen in lege steegjes. Oude panden gehuld in gelig lantaarnlicht, hier en daar een kat die wegspringt als ik kom aanrennen. Ik passeer de basiliek, een imposant gebouw. Aan de rand van de stad meerdere wegen die naar mijn Rome leiden en waar ik morgen de duim op kan steken.
Ik laveer door een industrieterrein en vind een open veld met een lange muur aan een zijde met daarachter een groentetuin annex boomgaard. Ik loop weg van de weg en leg mijn slaapzak uit, met hoofdeinde tegen de muur. Een veilige plek waar niet snel iemand boven mijn hoofd zal staan. Ik val om 2.30 uur in slaap met Huesca aan mijn voeten. Een mat heb ik niet, zelfs geen isolatiedeken. Het is warm en droog genoeg hier.
Om half zeven weer op pad. Meteen de duim op, maar hoe ik ook probeer, rijdend Spanje geeft geen sjoege. Kleurrijk truitje aan, uit, aan… wit petje op, af, op… het helpt niets. Ik zit nog niet in bergachtig gebied en de oprit naar de snelweg is te kort. Na twee uur ben ik er klaar mee. In het winkelcentrum een fles jus en broodjes en wassen en tanden poetsen op het toilet.
Inmiddels vind ik een bus van Huesca naar het onuitspreekbare Sabinanigo, een oord dat ik na 50 keer nog niet kan onthouden, het wil mijn hoofd niet in.
De bus is tevens postbus, schoolbus, bejaardenbus en meer en de chauffeuse weet niet altijd de weg waarna we al in Huesca vastzitten, tegen verkeer inrijden en een oude tandenloze man brullend instructies geeft. We rijden 30 kilometer naar het westen, zetten twee mensen af en rijden hetzelfde stuk terug. Pakken dan de weg naar het noorden op.
Het dorp S met de onuitspreekbare naam ken ik. Tijdens mijn camino liftte ik hier doorheen, op weg naar de plek waar ik nu heenga. Het had toen gesneeuwd en heel Spanje verzamelde zich hier met ski’s en sleetjes. Ik baande me een weg door enkeldiepe sneeuw onder prachtige luchten. Nu is het in de dertig graden, het contrast kan niet groter.
Ik weet nog precies waar ik liftte dus daar trek ik naartoe. Inderdaad stopt snel een Spanjaard met grote sportwagen. Alphons heeft een hobby, hij denkt dat hij Verstappen is en zo rijdt hij. Maar hij is Verstappen niet. Met samengeknepen billen zit ik naast hem en constateer dat ik mee ben voor de wegligging. Met 150 halen we in haarspeldbochten alle autos in die me niet meenamen, ik win. Hij kan ook met een hand bellen en zijn vrouw te woord staan. In Fisca zet hij me eruit. Nog 22 kometer.
Als ik lift, komt een stel aanlopen en ik mag meteen in de bus. Hanne en Frankie, twee circusartiesten uit Barcelona die houden van lifters. Zij vraagt me de oren van het hoofd en vertaalt voor hem. Als circusartiesten houden ze van risico en zo rijdt hij, op één centimeter van de vangrails. Ze zetten me af in Boltana. Vanaf dit dorp kan ik lopen en dat zal ook moeten want er gaan nauwelijks autos omhoog over deze col.
Boltana heeft een heerlijke rivier en het halve dorp heeft er zich in ondergedompeld. Ik niet, ik moet zo nodig trainen en ren een bergpad op naar het gehucht Campodarbe. Het is een killerklim en binnen minuten ben ik doorweekt haarspeldjes aan elkaar aan het rijgen. De single tracks worden gevolgd door boerenwegen met heel, heel veel stenen die je enkels doen kraken. Het lijf houdt zich goed maar ik ben veel te snel door mijn water heen in deze verzengende hitte. Mijn speeksel is als dikke stroop en mijn stem begint over te slaan in een staat van uitdroging. Welkom in de Pyreneeën.
Na een paar uur banjeren en zweten in de verte het dak van de domicilie waar ik naar op weg ben. Met de tong op de knieen de oprit op die nog zeker een kilometer van de weg afvoert. Ik ken oprecht niemand die zo is verstoken van civilisatie. Het kost me alle kennis, ervaring en flexibiliteit om überhaupt hier de voordeur te bereiken.
Lou woont op een plateau waar je eerst naartoe klimt. Het plateau, of beter de kom, bestaat uit honderden voetbalvelden groen en ergens in het midden een terp waarop het pand staat.
Al in de tuin het weerzien met hond Blue, een imposant hondbeest. Hij herkent me direct en het weerzien is enthousiast. De laatste keer liep ik hier met hem door een sneeuwstorm. Naar een bergkam. We zijn het niet vergeten en stoeien direct.
Gelukkig heeft de kraan water en na drie glazen en twee glazen sangria met verpulverd ijs ben ik weer het mannetje. Het is heerlijk Lou weer te zien en bij te kletsen. Ik maak kennis met haar dochter en de drie wedkstudenten die hier tegen kost en inwoning aan het pand werken. Einde van de middag vertrekken we met zes voor een ijsje.
De rit gaat naar Ainsa, een van de oudste en mooist geconserveerde dorpjes van Spanje. Lou kent de weg van de berg af en rijdt als een malle die achtervolgd wordt door een psychopaat. Ik vlieg alle kanten uit in de terreinwagen en grijnzend kijkt ze achterom. Mij krijg je niet spugend, ze haalt wel alles uit de kast. Het Italiaanse ijs smaakt beter dan ik het ooit proefde in deze hitte en dromerig zitten we met zes in stilte te genieten.
We doen nog wat boodschappen en rijden de berg weer op. De drie werkstudenten staan uren in de keuken en maken pizza’s, guacamole en andere lekkernijen. ‘In Bea we trust’ wordt de quote, ze is een Instakok, maar gelukkig heb ik meer volgers. Iets met leeftijd en senioriteit denk ik.
Na het eten weet ik niet meer hoe ik moet zitten. IK val om en trek terug in het hol van de werkstudenten dat ik deel met Bea. Het andere Deense stel slaapt in de eigen camper op het terrein.
Een geslaagde dag waarop time on feet tot in details werd geoptimaliseerd, ofwel: een lange en vermoeiende dag.


















Geef een reactie