19 januari. Hostal Pia de Ourso – Hostal Na Christa dat Onda, Nazare, 49k, totaal 5.090k.
De hostal is geweldig. Einde middag zit ik een uur met ontbloot bovenlijf in de zon te lezen. Het is lente.
In de avond een lang gesprek met de Duitse pelgrima. Te moe om te eten. Pot bruine bonen en blik vruchten-op-sterk-water gaan de volgende ochtend in de rugzak.
De Duitse vertrekt bijtijds want er zijn vrijwel geen overnachtingsadressen halverwege en ze wil geen risico’s nemen. Ik neem eerst nog drie bakken koffie. Kom dan tot de conclusie dat ik zes kilometer kan lopen of 49 naar Nazare. Toch maar dat laatste dus ook ik ga op pad voor een lange dag rennen.
Het weer is fantastisch. Meteen alle kleren uit tot zweetshirt en lichte klimbroek. Een graad of 18 en ik zweet het laatste shirt vies. Halverwege de dag gaat het blik met vruchten eraan, één liter zoetsap.
Nooit eerder was ik in Portugal dus vandaag is mijn eerste dag echt proeven. Een paar dingen vallen op. Een fantastisch sensuele taal die begint en eindigt met het zwoele woord obrigado, dat dank betekent en gebruikt wordt door gever en ontvanger tijdens een transactie. Er wordt wat afgeobrigado’d. De taal is verder sensueel, seksueel. Het boegbeeld is ene Ronaldo.
Het tweede dat opvalt is net als in Frankrijk het gemis aan simpele stoepen. Overal moet je als voetganger halsbrekende toeren uithalen op golvende, oneffen, braakliggende brokken trottoir. Als bejaarde niet aan beginnen. Als ultraloper ook niet. Kansloos.
Het derde dat opvalt, is dat je met het bouwafval uit bos en berm eenvoudig een kasteel kunt bouwen. Blijkbaar zijn de tarieven van de vuilnisbelt hier hoog en heeft iemand ingefluisterd dat je het maar gewoon in het bos moet tyfen. In het donker struikel ik over stenen en dakpannen, maar ook pallets en andere verdwaalde bouwmaterialen. Als zwerfafvalruimer weet ik gewoonweg niet meer waar te beginnen. Het is echt kansloos.
De route draait om een imposante bergkam met graat die voor mijn neus naar links loopt. Na het dorp Porto de Mos steekt het pad de graat over en draait links, min of meer parallel aan de kam die bij Nazare in de zee verdwijnt.
Het is heerlijk rennen, met name in de afdalingen. In het dorp Povoa een kleine supermarkt. Ik dwaal dorstig rond en neem een liter jus en twee bakjes vla mee. Als ik terugloop, ontwaar ik een bloedspoor vanaf de deur achter me aan. Nadere inspectie wijst uit dat het bruinebonensap is. Note to self: Een pot bruine bonen gaat schuimen als je 49 kilometer rent. Nu zat er al kaassaus in mijn rugzak dus bonenschuim is geen ramp. Ik reken snel af en verdwijn.
De avondschemering begint langzaam in te vallen. De dennenbossen kleuren magisch geel. Prachtig. Typisch dat ik nog nergens de zee zie. Eerder zag ik tijdens de tocht de Mont Ventoux op 86 kilometer. Nu de zee pas op vier kilometer.
In de laatste vijf kilometer moet ik uit de broek. In 5.090 kilometer is me dat slechts een keer of vijf gebeurd. Er is altijd wel ergens een toilet. Tijdens deze lange bosetappe niet.
Soms heb je pech. Ik heb dat met retireren in het bos. Zo rende ik eerder met een aantal HAN- studenten de Utrechtse Heuvelrug trail van Driebergen naar Rhenen. Halverwege moest ik uit de broek. De hele ochtend niemand op ons pad. Terwijl ik middenin het bos mijn ding sta te doen, opeens een kerel met hond achter me die grijnzend mijn witte derrière aanschouwt. Hoe dan? Onmogelijk.
Zo ook nu. In het halfdonker trek ik me terug in de bosjes. Net als ik met de broek op de enkels sta, uit het niets een terreinwagen met twee koplampen die op me schijnen en een kleine keffer die helemaal losgaat in de auto. Waarschijnlijk ruikt het apparaat bonenschuim met ammonia.
Snel hijs ik de broek op en doe of ik sta te urineren. Ik voel me een beetje een viezerik die middenin het bos staat te plassen, betrapt door iemand. Hij rijdt door. Als ik goed en wel weer loop, komt hij achterop. Inmiddels is het aardedonker. Hij informeert wat ik doe. Grijnzend zeg ik in mijn beste Portugees dat ik de Camino loop. Hij wijst me de weg en rijdt vooruit.
Bij de volgende kruising staat zijn jeep in het donker. Hij staat ernaast. Volgens mij met de hele handel uit de broek. Zijn keffer gaat weer helemaal los bij de geur van bruinebonenschuim. Gelukkig is het aardedonker en zie ik niks. Tijd om eens een stukje flink te rennen.
Hij weet dat ik de Camino loop dus ik sla af en duik een donker pad in. In de verte zie ik zijn jeep van me af rijden. Ik beland op een laan met het mulste zand waarin ik ooit heb gelopen; de Marathon des Sables was er niks bij. Prima, hier komt ie niet doorheen met zijn kar. Afgeschud.
Het is ongelooflijk. Een hele dag niets en niemand en dan in de avondschemering opeens uit het niets een kerel. In de laatste vijf kilometer van mijn hele project. Nergens vreemde vogels, alleen twee Rottweilers die me aanvielen. Waanzin. Je zou het bijna een kunst gaan noemen. Alsof ik het erom doe.
In het aardedonker ren ik de laatste kilometer door het bos richting de lichten van Nazare. De stad ligt hoog en via steile straatjes daal ik af naar de baai die duidelijk verlicht voor me ligt.
Ik meld me bij een naastgelegen hotel voor de sleutel van mijn kamer. Een kamer van 16 euro aan het strand in een appartementencomplex met kamers. Tevens laat ik een was achter in een plastic zak. De laatste keer dat ik de was deed was begin januari. Het is eigenlijk onmenselijk wat ik aanlever. Ze gaan het wegen en dan wassen, kan zomaar een kilo zweet lichter zijn als ik terugkom. En dat alles voor een pelgrimtarief van 7,5 euro. De wasmachine zou erop vastdraaien.
Nazare, doel III bereikt, zij het deels met de bus. Even echt uitrusten en het lijf laten herstellen. Vanavond bruine-bonen-met-schuim op het menu.
Hasta mañana!













Geef een reactie