8 januari. Dag 146. Albergue Casanova – Hotel San Yacobo, Santiago de Compostella 62k. Totaal 4.888,5k.
De albergue helemaal voor mijzelf. Dat slaapt beter dan met rochelende en sputterende collegae. Al vroeg pak ik de bullen bij elkaar voor de eindsprint van 62 kilometer naar Santiago.
Het is aardedonker als ik Casanova verlaat en de deur in het slot trek. De hoofdlamp gaat op maar alleen aan op de moeilijke stukken. In de cocon van je lamp mis je totaal de nachtbeleving. Maar ook herten, zwijnen en ander wild dat je van mijlenver ziet aankomen.
Na een uurtje komt achter me de zon op, te herkennen aan een smalle streep roze licht boven de bomen. Rennend in een afdaling komt een dame op de fiets achterop, een Koreaanse die de laatste 200 kilometer doet. Ik ben sneller in de afdaling, maar daarna verdwijnt ze. Ik zie haar terug als ik in Melide ga ontbijten. Een kop Caldo Galledo, Gallische soep met aardappelen, chorizo en bonen. Drie koppen koffie en ik kan er weer tegen.
Aan het eind van het dorp een peluqueria in. Een oude barber drinkt zijn koffie. Ik maak hem duidelijk dat alles weg moet met James Bond in gedachten. ‘Zero Zero por favor!’ Hij grinnikt. Het is een ouwe baas, een vakman. Met nauwkeurige precisie gaat de tondeuse er overheen. Met het ouderwetse scheermes achter de oren langs, waarbij hij voortdurend haar wegborstelt, daarbij scheermes en borstel om beurten met een vloeiende beweging in de borstzak van zijn colbert stekend. De stylistische jonge millenialbarbers kunnen veel trucjes van hem leren.
Ik ren door en kilometers glijden onder me door. Er is één probleem. Om je credential te krijgen moet je op de laatste 100 kilometer elke dag twee of drie stempels verzamelen. Als je vijf etappes van 20 maakt heb je bij iedere albergue, lunch en diner een stempel, dat zijn er zo 15. Ik ren vandaag 62 kilometer, de albergues zijn nog dicht in de ochtend en daarnaast is er sowieso weinig open. Zo ga ik niet aan mijn stempels komen.
Punt is dat die 5.000 kilometers van mij hen aan de derrière oxideren, ofwel ze kijken alleen naar die laatste 100 kilometer. Waarom geen stempels buiten in bushokjes of bij kerken? Ik ga over op een noodmaatregel: bij iedere kilometerpaal een selfie met mijn markante kale kop erop, het bewijs dat ik er geweest ben. Als ze dat niet accepteren, wil ik hem niet.
Dan is er nog een probleempje; mijn tweede paspoort is volledig dichtgestempeld, er kan er geen enkele meer bij. Dus stempel ik vrolijk verder op ansichtkaarten. Het wordt een pak papier dat ik straks inlever.
Onderweg nog één bar op 30 kilometer waar ik stempel.
Het is weer bijzonder te constateren hoe de psyche werkt. Als je twintig kilometer loopt, doen de laatste vijf kilometer pijn. Loop 62 kilometer en de eerste marathon zit er zo op. Het is een mirakel hoe dat werkt. Stel je in op de dubbele afstand en je hebt nooit meer pijn… Helaas gaat die vlieger niet op. Wat ook goed werkt, is iemand coachen, dan voel je de eigen pijn niet. Helaas is hier niemand.
Ik heb vandaag zes pelgrims ingehaald. Een bijzondere ontmoeting was met de rochelende Spanjaarden. Lang terug liet ik ze achter en nu zitten ze weer voor me… De ontmoeting is niet minder hartelijk, al mompelt de ene schuchter iets over de spierpijn van de ander, een goede reden om de bus te pakken.
Niet veel later een jong Deens stelletje. Op de vraag of ze goed geslapen hebben, is het antwoord van niet. De rochelende Spanjaarden lieten zich gelden. Ik waarschuw dat ze dan flink door moeten lopen, want de mannen zitten niet ver achter ze. Ze lopen de laatste 100 en gaan daarna net hun camper naar Portugal en oost-Spanje. Pas in mei of juni willen ze terug zijn.
Ik heb inmiddels meer dan vijftig in de benen en een vrolijk verder met de iPod in. Gedurende de afgelopen maanden vaak gedacht wat ik zou voelen deze laatste kilometers. Het begint pas langzaam in te dalen dat ik vandaag Santiago bereik. Het wil nog niet goed binnenkomen. Wanneer zou ik de stad zien liggen? Hoe voel ik me straks, morgen? Wat dan?
Het begint steeds harder te regenen dus de regenbroek gaat aan. En doorrr.
Dan opeens een hoop lawaai. iPod uit. Een kollosaal vliegtuig scheert vlak langs me over de bomen. Ik sta opeens naast het vliegveld van Santiago en zie daarachter in de verte de contouren van de stad in de regenwolken. Fuck. Dit is het moment. Ik zie mijn doel, ik ben er bijna, ik heb het gehaald. Een brok in mijn keel. Het doet me veel meer dan ik verwachtte. Misschien niet gek na 145 dagen in relatieve eenzaamheid kilometers verslinden en jezelf blijven pushen.
Nog elf in de miezerregen, zo’n regen die tot in elke naad van je onderbroek doordringt. De schemer valt in. In de buitenwijken een enorm complex van moderne barakken, albergue Monte do Gozo, met een bord: Haal hier je mythische stempel. Dat zal vast,maar niet vandaag, alles potdicht. En doorrr.
In de zeikregen totaal verkleumd onder de snelweg door, de stad in. Mensen die hun hond nog niet zouden willen uitlaten, kijken hoofdschuddend en wensen een Buen Camino. Als iets me bijblijft van deze tocht is het de vriendelijkheid van de Spanjaarden die je te allen tijde, allemaal een Buen Camino toewensen. De Camino leeft hier en de Spanjaarden groeten je uit het hart.
Links een gezellige taveerne. Ik strijk neer. Finishbiertje. Mijn vader drukte me op het hart deze te betalen. Ik ga er extra van genieten. Honderden berichtjes stromen binnen. Ik ben overdonderd, wat hebben veel mensen meegeleefd, meegelezen. Ik word er stil van.
Eerder maakte ik lange tochten, een poolexpeditie. Na een maand op het ijs werd je met helikopter weer in civilisatie afgezet en afhankelijk van tickets was je een week later weer terug op Schiphol. Dan was eigenlijk de spanningsboog van je finish al weer verdwenen.
Nu zit ik hier alleen na 4,5 maand fysieke inspanning en komt heel hard binnen wat ik gedaan heb. Als je IN de actie zit, doe je gewoon je ding. Iedere dag opstaan, eten, rennen, eten en zorgen dat je een plek hebt om te slapen. Dat is je realiteit. Nu krijg ik in één keer honderden reacties van mensen, spiegels, waardoor het besef er is dat ik best een eindje gerend heb. Opeens word je gedwongen terug te kijken en overzie je het geheel. Als een vuist op je neus. En toch, alleen door dit project dag voor dag aan te pakken, was het mogelijk hier te komen. Als je vertrekt met de notie dat je nog 5.000 moet, dan was ik waarschijnlijk in de kerk van Apeldoorn blijven zitten op 16 augustus.
Ik heb tijdens mijn biertje contact met Vaniushka, de enige pelgrim met wie ik een connectie voelde. Ze loopt van Genève naar hier en heeft er meer dan 2.000 kilometer opzitten. Ik heb haar de afgelopen twee weken op meer dan 200 kilometer achterstand gelopen. We spreken af dat ik naar Finisterre loop en weer terug, ongeveer 180 kilometer, en dat we elkaar dan in Santiago ontmoeten om een klein feestje te vieren. Samen halen we onze credential en wonen de mis bij. Het betekent dat ik morgen de stad oversla en meteen doorloop. Als je iets bijbetaalt, zetten ze je gelopen afstand op je credential. Na Finisterre staat de teller boven de 5.000 kilometer, daar doe ik het voor.
Nu naar mijn warme bad om mijn verkleumde tengels op te warmen.
Dank aan alle sponsors.
Speciale dank aan AP Support, een mooi bedrijf dat me is blijven steunen, ondanks het feit dat de beklimming van de Aconcagua in den beginnen niet doorging. Een organisatie gedreven door passie, lef, betrouwbaarheid en talentontwikkeling. Dank!

















Geef een reactie