5 en 6 januari. Dag 143 en 144. Albergue Refugio del Oribio, Triacastela – Pension Escalinata, Sarria – Albergue Casona da Ponte, Portomarin 22k en 22,5k. Totaal 4.793,5k.
De albergue in Triacastela is doods. Geen vaatdoek. Geen kommen. Geen slot op het enige toilet. Weinig licht. En de dame des huizes kletst tegen ons aan in de avond terwijl het licht al uit is en wij op één oor liggen. Ze probeert haar doodse situatie te ontvluchten middels conversaties met pelgrims. Even blij dat ik geen Spaans spreek. De twee Spanjaarden krijgen de volle laag.
Dat gezegd hebbende is één van de twee volgens mij ook ziek. Zijn neus zit dicht en de hele nacht heeft hij liggen kreunen en steunen. Bij vertrek wenst hij me een emotioneel Vaya con Dios. Ik wens hem hetzelfde.
Ze gaan net iets eerder weg, maar ik heb ze snel te pakken. Zijn maat is sneller en wacht steeds. Ik spoed rennend voorbij en wens een Buen Camino.
Het landschap laat zich kenmerken als Sauerland, mooie groene heuvels gehuld in totaal verzadigde regenwolken die hun lading over ons uitstorten. Dit is wat we noemen een natte dag.
Met een minimaal setje regenkleding worstel ik me vooruit. Vandaag met verstand op nul en iPod in, meters maken in de regen. Als in trance zie ik de kilometerpaaltjes in het voorbijgaan. Kilometer na kilometer werk ik me gestaag richting Santiago. Van de 130-ers gaan we naar de 110-ers.
Al vroeg in de middag bereik ik Sarria. Geen zin meer, verkleumd, land ik in een barretje. Ik reserveer een pension met bad. Na vier koffie moet ik 5,10 afrekenen. Hij rekent 5. Ik geef één euro fooi. Hij overhandigt me een speldje als herinnering. Viva Espanha.
Het pension heeft een deluxe-kamer-met-bad, maar dan zonder bad. Ik heb geen zin om er ophef over te maken. Bad of bed, het scheelt maar één letter en ligt beide uitstekend.
6 januari.
Vandaag is het dreigend doch droog. Ergens aan het begin van mijn tocht, spoedde ik me door het Sauerland. Galicië heeft er alles van weg.
Galicië is een van de zeventien autonome regio’s van Spanje en ligt in het uiterste noordwesten met Santiago als hoofdstad (100.000 inwoners). Zanger Julio Iglesias bezingt de streek in zijn lied Un canto a Galicia uit 1972. Hoewel Iglesias in Madrid geboren is, zong hij de tekst toch in het Galicisch. Zijn vader kwam uit Ourense in Galicië. Het lied werd een wereldhit.
Galicië grenst in het zuiden aan Portugal, in het westen aan de Atlantische Oceaan, in het noorden aan de Cantabrische Zee en in het oosten aan de andere Spaanse autonome regio’s Asturië en Castilië en León.
León ben ik volledig doorgestoken. Een vriendin wil een ecologische woongemeenschap starten in Asturië en ik snap nu waarom, het is hier prachtig. Ze vraagt of ik in de toekomst wellicht schrijfworkshops wil geven. Ik hoef er maar heel kort over na te denken.
Vandaag is een dag van wandelen in groen. Het doet erg aan Schotland denken, soms zelfs met de stenen muurtjes aan weerszijden van de Camino. Vandaag is de eerste dag dat ik veel koeien zie in Spanje. De eerdere regio’s lieten zich kenmerken door klei, landbouw en windmolens. Hier zijn het de koeien die het land kleuren en een enkele varkensboerderij met de kenmerkende geur.
Het hoogtepunt van de dag is de 100-kilometerpaal. Hij is zoals vaker op de Camino helemaal volgekalkt met namen en boodschappen voor pelgrims die volgen. Een totaal achterlijke gewoonte als je het mij vraagt. Op de hele Camino is alles ondergekalkt. Misschien moeten ze prikborden introduceren om deze gewoonte voor te zijn.
Ik heb er flink de pas in vandaag en haal zeven pelgrims in. Ik ben verbaasd hoe ze erbij lopen. De eerste dame zwalkt zodanig over het pad dat ik haar één van mijn poles aanbiedt. Ze weigert, glimlacht en zegt dat het wel gaat. Ik wens haar sterkte. Het is vandaag een nationale feestdag en er is weinig open. Ik hoop dat ze civilisatie haalt…
Ook de andere zes strompelen over het pad. Er vanuit gaande dat ze de Camino Frances lopen, dan hebben ze er 780 kilometer opzitten. Als ik een dusdanig verval zou tonen als zij zou ik tussen zes planken in Santiago aankomen met blaren tot mijn oksels.
Ik tik de kilometers weg tot de 92 als ik aankom in Portomarin. Het dorp ontstond naast een Romeinse brug over de Miño, een brede rivier die de vallei vult.
Ik neem intrek in een nieuwe albergue waar alles spik en span is en ik twaalf euro afreken. Ik moet steeds gniffelen als ik op internet zie dat volledig georganiseerde trips worden aangeboden voor de laatste 100 kilometer. Ik zie prijzen die variëren van honderden euro’s tot wel 2.000 euro per persoon. Dat is geen afzetterij, dat neigt naar zware criminaliteit. Je kunt hier voor 30 euro per dag slapen, riant eten en wijn en koffie drinken. Stel dat je er vijf dagen over doet dan ga je voor 1.850 euro het schip in. Ook kun je niet verkeerd lopen. Alles is gemarkeerd en geregeld, het is een wonder dat er mensen zijn die behoefte hebben aan een georganiseerde trip die het georganiseerde organiseert. Blijkbaar zijn er mensen die echt alle toeval en avontuur willen uitsluiten.
Misschien ervaar ik het tegenovergestelde… De Camino is hier zo tot in de puntjes geregeld, dat ik de charme een beetje mis. Voorheen was het wild nu is het Efteling… Nog 92 kilometer en dan ontvang ik mijn credential.
Op de slaapzaal een staande ovatie van twee Italianen. Al langer blijkt het gerucht over ‘de rennende Ollander’ over de Camino te waren. Ze hebben Pieter gesproken, een andere Hollander die hier rondloopt met pijnlijke blaren. Ik heb hem nog niet mogen ontmoeten. Beetje trots op mijn legendarische status. Morgen weer fijn een flink stuk rennen.
Hasta mañana






















Geef een reactie