3 januari. Dag 141. Albergue Ave Fenix, Villefranca del Bierzo – Casa Rural Venta Celta, O Cebreiro 30k. Totaal 4.718,5k.
Als ik wakker word, het eerste dat Marcel me vraagt: ‘Weet je nog dat je de hele tent vannacht hebt wakker geschreeuwd?’ Ja! Ik werd er zelf wakker van en dacht nog dat ik het niet zo sympathiek vond om 10 pelgrims in een slaapzaal wakker te schreeuwen.
In de ochtend duurt het lang voor iedereen in het donker in een poging zachtjes te doen en de zaal te verlaten, ons echt heel langer wakker houdt. Als iedereen weg is, staan we ook maar op. Alleen onze sympathieke Franse vriend Remi is er nog. Marcel vraagt of hij alleen is en of het licht aan mag: ‘Can you, can you..?’ Meer komt erop dit tijdstip niet in hem op. Remi is adrem: ‘Yes I can, yes I can!’ Drie kerels met de slappe lach.
Het ontbijt is prima; churros, tortilla, toast met gebakken ei en onbeperkt koffie. De Indiaan van gisteravond is bijzonder vriendelijk en blijft me maar koffie aanslepen.
We ontbijten samen met Remi, de rest is al verdwenen. Remi is 27 en werkt op de design-afdeling van KTM-motoren in Oostenrijk. Hij ontwerpt motoren. De afgelopen maanden maakte hij zijn offroad-bike klaar om door het midden oosten te rijden. Door corona is dat verijdeld en nu rijdt hij van Barcelona via Santiago heel Spanje rond. Vannacht sliep hij op een recreatieplek met zijn tent tot de Guardia Civil hem van het bed lichtte. Het maakte niet uit wat hij deed of waarbij heen ging, als hij maar weg ging. Vermoeid stapte hij om 3 uur in de nacht op zijn motor en legde matje en slaapzak naast een begraafplaats op een berg: ‘No neighbours, nice and quiet…’ Daarnaast slaapt hij eigenlijk op alle plekken die op zijn pad komen, daar waar het doodstil is en de sterren fonkelen. Ik herken.
Na het ontbijt gaan we op pad voor een heerlijke dag. Het plan is om 28 kilometer naar O Cebreiro te lopen waar Marcel morgen de bus neemt, terug naar zijn Seat Leon, auto emocion.
Het is waterkoud en we lopen stevig door met handen in zakken. De route laat zich kenmerken als één lange zigzaggende S-bocht. We meanderen met de rivier mee door het smalle dal en klimmen langzaam omhoog, aan beide kanten omringd door flinke bergwanden.
Voor Marcel is het fijn dat iedere dag anders is en dat we niet de voorspelde regen hebben. Zowel HendrikJan als Marcel hebben geluk dat ze een week meelopen zonder hemelwater. Aldus knapt de dag langzaam op en het lijkt alweer een zachte lentedag. Moeilijk te geloven dat het hier morgen sneeuwt.
Na een kop koffie met een broodje kaas en later nog een kop koffie, eindigt de dag met een stevige uitklim van 600 hoogtemeters. Dit is serieus werk. We ontstijgen het hele gebied snel en als we terugkijken zien we alle bergkammen die we de afgelopen dagen gepasseerd zijn.
Zowel Marcel als ik hadden geen enkele voorstelling bij het gebied dat we zouden doorkruisen. Het blijkt veel groener dan verwacht, maar bovenal ook veel bergachtiger dan verwacht. De hoogste top hier is ruim 2.100 meter en wij gaan naar 1.295 meter. De dorpen voelen aan als heuse bergdorpen waar de elementen flink tekeer kunnen gaan. Als we aankomen op de col is daar ook meteen de paal die markeert dat we Galicië binnengaan.
Na een ruime 30 kilometer komen we aan in O Cebreiro, een klein gehucht, helemaal van steen. Steen is het element van Marcel dus hij is helemaal in zijn hum. Cebreiro is een belangrijk punt voor de pelgrims naar Santiago de Compostela. Het is de laatste echte grote klim op de route. Het kan er flink koud zijn.
De dorpspastoor van O Cebreiro heeft de belangrijkste pelgrimsroute nieuw leven in geblazen. Deze Elias Valiña Sampedro (1929 – 1989) schreef er boeken over maar is ook de hele route vanaf de Franse grens gaan markeren met gele pijlen. Zijn bijnaam werd Don Eli met de kwast.
Toen de Guardia Civil hem aan het werk zag en vroeg naar de betekenis van die gele pijlen antwoordde hij: “Ik bereid een nieuwe invasie voor.” In die tijd was de ETA nog erg actief in Baskenland. Zijn antwoord werd dus niet meteen begrepen… maar hij had gelijk. Er is daarna een invasie van vreedzame wandelaars richting Santiago de Compostela getrokken.
Het dorp is bekend vanwege de oudste kerk op de Camino Frances waar een heilige graal te bewonderen is. De kerkklokken klinken in de winter om pelgrims door de mist te leiden. Het dorp heeft een aantal pallozas, ronde stenen huizen met een rieten dak die tot voor kort bewoond werden.
Omdat Marcel morgen vertrekt heeft hij een Casa rural geboekt, dus even geen communale slaapzaal, waar we kunnen douchen en chillen. Beneden is een uiterst sfeervol etablissement waar we rode wijnen drinken van 1,80 per glas.
We vragen de waard of we kunnen eten. Alleen een bescheiden maal zegt hij. We maken uit zijn woorden op bouillon en daarna ham, vis, patat en nog iets. We gebaren dat het allemaal goed is, doe maar todo!
Wat volgt is een Godenmaal van een volgepropte groentesoep, Caldo Caleggo, een traditionele Galicische groentensoep en een bord met patatten, stukken ham en hompen brood. Toe krijgen we koeienkaas met eigengemaakte honing. Als we over en weer koeien, geiten en schapen nabootsen met de barman, krijgt iedereen de slappe lach. Om af te ronden bestelt Marcel, die in enkele dagen vloeiend Spaans is gaan spreken, een koffielikeur. De bonte avond kan niet meer stuk.
Marcel was hier net als HendrikJan een week en heeft zich als gelegenheidspelgrim kranig geweerd. Binnen enkele dagen heeft hij alle weersoorten en terreintypen voor de voeten gehad. Het heeft zich vertaald in blaren op hielen, tenen en onder nagels. Nog weken gaat hij nagenieten van de gevolgen. Ik ga hem missen, het was een genot om met een intelligente gelijkgestemde ziel de jaarwisseling door te kunnen maken. Een verrijking van mijn caminoexoerience.
Nog 160 naar Santiago… En dan door naar Finisterre… En door…








Geef een reactie