30 december. Dag 137. Albergue de peregrinos siervas de Maria, Astorga – Albergue Monte Irago, Fonceban 26k. Totaal 4.638,5k.
Andrea heet onze charismatische hospitalero. Veel te vroeg ontsteekt hij ganglichten, banjert met zijn fenomenale gestalte door de gangen en doet dingen. Voor de wekker zijn we alle vier wakker. Naast ons een vader die met zijn zoontje van Leon naar Santiago loopt.
Wij vertrekken het eerst. Andrea wil met ons selfies maken buiten bij het beeld van een peregrino. Het is een sympathieke Italiaan, we schrikken alleen steeds als hij zijn mondkap afdoet en bossen neushaar ons tegemoet schieten. Vreemd altijd; is er dan geen enkel corrigerend mechanisme?
We hobbelen weg en Marcel is euforisch over zijn nieuwe kiksen, ofwel zijn Zapatos sympathico zoals hij ze noemt. Hij is een fietser, geen hardloper, maar heeft voor het eerst sinds tijden een paar Adidas, crosstrainers aangeschaft. Bijzonder zachte mesh zorgt ervoor dat zijn getormenteerde tenen waarvan de nagels als deksels op een snelkookpan wensen omhoog te klappen, nog even geduld aan de dag leggen. Inmiddels zijn de nagels van zijn grote tenen imposant blauw. Edoch zijn muiltjes blijken een gouden zet, want de hele dag spelen tenen geen rol van betekenis.
Mijn lichaam daarentegen bevindt zich in de laatste fase van weer een etappe, namelijk die naar Santiago, en dreigt te imploderen. Iets met laatste loodjes Na iedere etappe geeft de psyche de geest en daarmee het lijf. Een en ander mag tijdelijk ingeven en geeft daar dan dus gehoor aan.
De consequentie is dat mijn rechterenkel na iedere pauze minuten nodig heeft om op te warmen omdat hij weigert te scharnieren. Ik sleep als een Harlekijn met klompvoet over de Camino. Van diezelfde rechtervoet heeft de peesplaat het einde van de levensduur bereikt en klopt als een zwerende vinger, zenuwpijn. Marcel vraagt of ik hem er niet uit kan snijden, hetgeen zeker een optie is, maar ik heb geen nieuwe om te monteren. Al met al niks nieuws,na iedere etappe is dit het mechanisme en bij het ingaan van de etappe naar Finisterre verwacht ik dat het zelfcorrigerend adaptief vermogen van mijn lijf een en ander weer vernieuwd heeft.
Over vernieuwen gesproken. Marcel merkt op dat ik net als hij gloednieuwe buikspieren heb. Nooit gebruikt, dus als ik nu met mijn drooggetrainde lijf zou gaan situppen, er een sixpack zou moeten verschijnen. Hij heeft een punt. Twee wijsheden in de anatomie van de pelgrim:
1. De spieren die je nooit gebruikt hebt, zijn als nieuw;
2. Wat er niet is,of wat kapot is (voorste kruisbanden), kan niet meer stuk.
Zo delibererende lopen we het gehucht Murias de Rechivaldo in. Bij de enige bar drinken we koffie. Buiten op het terras een gore vent in kleding met gaten, die rochelt, snottert, rookt en spuugt. Als ik naar het toilet ben geweest, gaat hij naar binnen,volgens Marcel omdat het na mijn toiletbezoek binnen viezer is. Snel lopen we door.
Aan het einde van het dorp, eindigt tevens de weg en duiken we een gravelweg op die de bush inleidt. Ik merk op: ‘Een plek waar Jacobsschelpen worden teruggevonden en pelgrims verdwijnen.’ Daarna doopt Marcel dit stuk om in de Camino del Muerte. Hoe vreemd dat een eerste wegwijzer meldt: Way of death. Volgens Marcel is het deformatie, dat je er nu op let. Ik vind het vreemd, het eerste donkere bericht op de Camino Frances.
In het volgende dorp ieder een half stokbrood met kaas. Het blijft gek dat werkelijk alle dorpen verlaten gehuchten lijken. Waar zijn de Spanjaarden? Luiken, tralies, hekken en stilte. Als je Spanje wil veroveren heb je aan een dozijn soldaatjes voldoende. Ondertussen liggen er hier overal snel- en N-wegen waar Verstappen van zou kwijlen. Waarschijnlijk EU-geld dat op moest, terwijl er werkelijk geen hond gebruik van maakt. Je kunt hier ongemerkt asfalt jatten.
Onze dag is één lange klim. Klimmen is niet erg, dat gaat lopend met ongeveer 400 hoogtemeters per uur, tot je boven bent. Hier niet. Dit is een gestage klim van vijftig meter per uur, je bent de hele dag aan het werken maar komt nooit boven.
Na 22 kilometer ben ik er klaar mee. Ik ben geen langloper, laat me rennen. Niet omdat ik haast heb, omdat het minder pijn doet. De afwisseling doet me goed, zoals op veel vlakken in het leven.
Na ruim 25 kilometer eindigt de klim in Fonceban op 1.400 meter, wederom een gehucht met een gezellige, kleine Albergue. We wanen ons er in India of Nepal. De Tree of life aan de muur, evenals Buddha. De haard knispert, terwijl het buiten mist, zoals al de hele dag. We hopen op een heldere dag morgen in verband met vergezichten.
Morgen een bijzondere dag. We klimmen naar 1.505 meter naar het Cruz de Ferro, een icoon van de Camino. Je laat er een steen achter en daarmee je zorgen.
De avond brengt een diner voor vijf met een enthousiaste Pool, een Spaanse yogaleraar en de Franse hospitalero, een jongere dame die elke mogelijkheid aangrijpt om Spaans te leren. Gedurende het gesprek de aanbieding om met de twee kerels morgenochtend een yogales te doen om 7 uur… Kijken of het lukt…














Geef een reactie