13 oktober. Dag 59. Appt. Le trefle Beaumont – Hotel Les pavillon des fleurs Menton Saint Bernard 38,5k. Totaal 2.310,5k.
Voor het eerst na drie weken Alpenrammen een dagje welverdiende rust achter de rug. Het kost geen enkele moeite als je een klein appartementje tot je beschikking hebt en fijn gezelschap. Beaumont is een gehucht, maar het heeft wat je nodig hebt; een boulanger, een kruidenier en een dorpskroeg met fijne uitbater die fantastische wijnen schenkt in zijn Le Chat Noir waar het dorp haar roddels verspreidt.
In de kitchenette is het prima koken met de sobere uitzet waarna een gezonde maaltijdsalade, brood met paturain en een Rosé, conform het adagium du vin, du pain en du boursain, het vermoeide lijf van brandstof voorzien.
Conform het andere adagium – plan een uitdagend hotelletje – boeken we Le pavillon des fleurs halverwege het meer van Annecy. Voor Brenda een uitdaging, de vraag of ze als meeliftpelgrim 35k met bepakking zonder problemen doorstaat. Je kunt immers maar beter hard van stapel lopen…
Aldus vertrokken zij om aan een doorsteek van Frankrijk te beginnen richting het mondaine Monaco. Voor mij een bucketlist-dingetje, uit de bergen vallen als armetierige pelgrim en dan rennend van Monaco, via de boulevard van Nice waar zien en gezien worden een ding is, naar Cannes, Antibes en Saint Tropez. Het is een subdroompje dat ik wil realiseren. De eenvoudige weg zou zijn van Genève de pelgrimsroute oppakken naar west-Frankrijk, maar dit vind ik leuk, kost maar een paar honderd kilometer. De rijke kust van la douche France.
Dat gezegd hebbende komen we einde dag aan de oevers van Lac d’Annecy ook een grandeur tegen van vervlogen tijden, maar dan lopen we letterlijk op de tijden vooruit.
Onze weg leidt via asfalt al snel naar een gravelweg die ons uit de vallei leidt. We passeren een zadel waarmee we een nieuwe vallei ingaan. Het is rustig en we passeren dorpjes. Het weer is wisselvallig en als teveel wolken zich opstapelen tegen de wand links van ons toch maar de regenjas aan.
Bij alle kerken tevergeefse pogingen om stempels te halen. Voor het eerst sinds Nederland zitten alle religieuze bolwerken weer potdicht. Dit is geen route naar Santiago.
We lopen naar een groot meer maar het blijft de hele dag uit zicht. Dat maakt dorstig of zoals John Muir stelt: The trails are calling… Je blijft verlangen naar dat verrekte meer. Na een lange dag ploegen met weinig verkwikkingen op de route steken we bovenlangs Annecy, de stad die ook wel het Venetië van de Alpen wordt genoemd.
Bij een oude kerk een fijn, weggestopt terras waar het goed toeven is. Die gekke Fransen kunnen dat; een afgebladderde gevel, krakkemikkige stoeltjes, geknotte bomen, een verroest hek, wiebelige tafeltjes en beroerde service. In Holland keur je het af, hier is het Franse kneuterigheid.
Na een lange dag zwoegen, voelt het meer als een oase in een gortdroge woestijn. Zoals de hele tocht leidt water tot verbroedering. Mensen worden zacht, vertragen en klitten samen. Ook wij verlepte pelgrims fleuren op als we licht apathisch de oever bereiken en verdwaasd om ons heen kijken. Bootjes, azuurblauw helder water, schuifelende gezinnetjes, lieflijke kades en kabbelend water. Marcheren wordt als vanzelf slenteren, kiekjes maken en onszelf knijpen als om te checken of het echt zo fijn is wat we ervaren.
Het meer van Annecy ademt grandeur uit vervlogen tijden. Statige hotels op de oevers, te blauw water – het schoonste meer van Europa – baaitjes, zeiljachten en de heerlijkste piertjes. Je ziet James Bond hier in gedachten rijden in een zilverkleurige cabrio, of Koningin Juliana, of Marilyn Monroe om het sexy te houden.
Met de tong op de knieën slenteren we de laatste kilometers. Morbide humor verbroedert; we zitten aardig stuk. De route leidt tussen het meer en de hoofdweg door en als ware voyeurs hebben we inkijk in villa’s, chalets, tuinen en zwembaden. Het leidt af.
De laatste kilometers schemert het. Brenda is een adept van het koudwaterdompelen. Het beeld van een duik doet haar kwijlen, of in ieder geval glimmen. Ik ben geen fan, maar het azuurblauwe water van het schoonste meer van Europa heeft ook op mij uitwerking. Nadeel is schemering en daarmee gepaard gaande kou bij uittreden…
We wagen ons eraan, op 200 meter van het hotel. Een oude man passeert en schudt de grijze kop en kreupelt verder. Het is koud, heel koud, zeg maar 5 millimeter tussen wijsvinger en duim.
En toch komen we verkwikt in ons prachtige hotel aan dat uitkijkt over het meer en de bergen. Geen gordijnen in de badkamer, geen hond die ons kan zien, en toch voelt dat wel heel naakt.
In het donker op zoek naar een restaurant. Alles in het heerlijke oord Menthon Saint Bernard is dicht, behalve een kleine pizzeria. Het seizoen is voorbij en alles ademt traagheid en nazomer. Alle toeristen zijn verdwenen, alsof we hier niet meer horen te zijn. We love it. Ruim 38 kilometer op de teller. Trots op mijn tijdelijke collega-pelgrim.














Geef een reactie