4 oktober. Dag 50. Pilgerherberg Brienzwiler – Residence Jungfrau Interlaken 28,8k Totaal 1.995k.
Zalig. Een echt bed. Is het raar dat ik me moeilijk kan losweken? Annemarie aan de deur, alle kleren gewassen en opgevouwen. Opgevouwen? Ik vrot het zo in een kaasrugzak. Ik kan me fris aankleden. Alhoewel, nog steeds een zweem van kaas…
Het enige dat nog echt stinkt zijn mijn Scott-trailrunmuiltjes. Toch bijzonder, je tagt Scott Running NL en BeNeLux met de opmerking dat je supercontent bent en gaat testen of ze het 5.000 kilometer gaan uithouden en… niet eens een berichtje. Dit terwijl ik eerder naar tevredenheid samenwerkte bij de Salomon4trails en één van de eerste was die op Scotts uit de VS in Nederland rondrende.
Wij economen noemen dit een unieke marketingopporunity. Het wordt dan toch een subtiele verschuiving van ‘zouden ze het volhouden?’ naar ‘zou ik ze stuk krijgen?’. Ze zijn overigens aardig aan het desintegreren na 2.000 kilometer. Profiel is een illusie.
Het ontbijt is een tafeltje dekje-ervaring van ongekende weelde; yoghurt, jus, koffie, thee, verse jam, Zwitserse kaas, tomaat, komkommer, halve perzikken, annanasschijven, oerbrood. Waarom ga ik hier nog weg?
Het kost me steeds meer moeite me los te weken van mijn tijdelijke verblijfplaatsen en de fijne mensen die me verzorgen. Erasmus geloofde niet dat het mogelijk was je overal thuis te voelen (Lopen Loutert). Als reiziger ben je altijd een voorbijganger. Wat je onderweg ziet, is alleen de buitenkant. De ogenblikken waarop je meer te zien krijgt, zijn de momenten van genade, waar je alleen maar dankbaar voor kunt zijn. Volgens Erasmus weten pelgrims dat maar al te goed. Mensen tonen zich van hun beste kant,maken het je naar de In. Het is niet het echte leven, slechts een oppervlakkig voorbijgaan. Ik moet hem ongelijk geven.
Vaak voelt het contact zo intiem, zoveel verbinding dat ik niet wens te geloven dat dit genade is en het dus thuis beter zou zijn. Ik herken het niet. Kan me er niet in vinden. Als ik later foto’s uitwissel met Annemarie en haar moeder wordt dat alleen maar bevestigd: Pelgrims always meet twice.
Het aardige is dat ieder land een Jacobsgenootschap heeft dat een aantal van deze pelgrimsherbergen bezit of onder haar hoede heeft. Als vrijwilliger kun je je in tweetallen aanmelden om voor een week een herberg te bestieren. Je krijgt een eigen kamer, maakt ontbijt, wast af, maakt schoon, ontvangt gasten en kookt eventueel. Daarvoor in retour heb je een week in een herberg in de Alpen of elders. Ik zet het op mijn bucketlist, met name deze specifieke herberg. Annemarie en haar moeder van 82 zitten al een aantal jaar een week samen hier. Ik ben dit jaar hun eerste pelgrim. Deze herberg is mijn fijnste overnachtingsplek, by far.
Wat ik bijzonder vind is te ervaren dat er een parallel universum is dat pelgrimeren heet. Als je je dagelijkse ding doet in Nederland, gaat het aan je voorbij. Besluit je tot een eigen pelgrimage dan gaan opeens deuren voor je open, alsof je lid wordt van een geheim genootschap.
Overal zie je opeens Sint Jacobsschelpen. Er blijken duizenden routes en een dito aantal pelgrims te zijn. Planken vol boeken zijn geschreven door bezinnende, filosoferende pelgrims die tot inzichten kwamen. Net zoals ik nu.
Ik moet denken aan drie mooie kerels die ik ken – Leander Boumans en de gebroeders Stephan en Sander Ummelen – die aan het onderzoeken zijn hoe we in Nederland kerken weer een plaats in de maatschappij kunnen geven. Hoe we ze kunnen laden met nieuwe waarden.
De constatering is dat jongeren kerken alleen van binnen zien tijdens hun vakantie. Ik tip ze met het parallelle universum dat ik zojuist ontdekt heb. Opvallend is dat Nederlandse kerken potdicht zitten. Als pelgrim sta je tientallen keren voor een potdichte deur. In Alpenlanden zijn alle kerken en kapellen open voor publiek en in een hoekje staat je stempel op je te wachten. Ik denk dat pelgrimeren en bezinnen heel goed past in een tijd van corona en malaise. Het is hip. Het zou jongeren kunnen triggeren om naar kerken te komen voor workshops, sessies, lezingen of meditatieoefeningen. Stephan reageert meteen vanuit Londen en we gaan een whiskey drinken als we beide weer in het land zijn en brainstormen
Ook Annemarie heeft veel pelgrimsroutes gelopen en gelooft in de wet van de aantrekkingskracht. Ze vertelt: ‘Ik liep in Spanje. Een dame benaderde me. Ze was verliefd geworden op een kerel, Immanuel, maar hij was sneller dus ze was hem kwijtgeraakt. Of ik een brief voor hem wilde meenemen want ik liep sneller. Gewapend met brief ging ik op pad. In de avond had ik in een herberg in een bepaald dorp met twee andere lopers afgesproken. Het dorp was niet te missen maar in regen en nevel was het verdwenen. Ik liep maar door en kwam uitgeput in een andere herberg aan. Die was vol maar ik mocht drie fauteuils naast elkaar zetten en erop gaan liggen. Toen ik eenmaal in mijn mummy lag met het koord dicht bleek het te smal, naar ik was te moe om op te staan. Er komt iemand binnen in het donker, hij schuift nog drie fauteuils tegen de andere drie waardoor ik heerlijk lig. Ik mompel in mijn halfslaap dat het Immanuel moet zijn. De volgende ochtend loop ik de keuken in, zo op een kerel af en vraag hem of hij de fauteuils heeft aangeschoven. Dat is het geval. Ik zeg hem dat hij vast Immanuel is en overhandig hem de brief. Met zijn mond vol tanden gaapt hij me aan. Ik loop de herberg uit en loop zo in de armen van de twee andere lopers die zich de hele nacht zorgen hebben gemaakt. Alles komt recht…’ Serendipiteit, synchroniciteit, het lot, aantrekking; ik houd ervan.
Annemarie doet uitgeleide. Zij en haar moeder hebben pasjes voor Ballenberg, het grootste openluchtmuseum van Zwitserland. Het schijnt helemaal the shizzle te zijn, zeg maar heel Zwitserland op kleine schaal nagebouwd in een bos. Allemaal boerderijen, chalets, oude ambachtelijke werkplaatsen hier geplant zodat je een overview krijgt. Aan de achterzijde van het museum kan ik via een prachtig paadje door naar Brienz.
Ik vind het allemaal prima al is het niet mijn cup of tea. Ik heb net 300 kilometer door heel Zwitserland geploegd en alles in het echt gezien. Gezellig is het en ze nodigen me uit om wellicht een keer aan de Bodensee een lezing in het Duits te geven aan een gezelschap dat vaker avontuurlijke sprekers uitnodigt. Nooit gedaan in het Duits, dus ik zeg direct ja. Elke dag iets nieuws.
De eerste twintig kilometer voeren langs de azuurblauwe Brienzersee, een plezier om zo langs de oevers te struinen. Het pad voert enkele honderden meters hoger over de helling en komt bij de dorpen naar beneden om langs de waterkant te voeren. Smalle paadjes leiden rakelings langs de steile oever met aan de landkant lieflijke chalets waar je stiekem naar binnen kunt gluren.
Het herinnert aan de Great Glen Way, een doorkruising van Schotland van 117 kilometer van Fort William naar Inverness. Je volgt het Caledonian Canal en passeert vijf meren die ieder een volledig eigen identiteit hebben. Loch Ness wint natuurlijk met haar gitzwarte wateren die peilloos diep zijn en waarin het monster Nessie rondwaart volgens de legende. De Schotten zeggen over dat meer: Deeper, darker and more mysterious. Precies zo ervoer ik het toen ik passeerde tijdens een storm. De Brienzersee doet zoveel vriendelijker aan met haar vriendelijk ogende bijna hemelsblauwe wateren.
Bijzonder hoe vandaag boven mij de prachtige Brienzergrat ligt. Druppels vallen erop, banen zich een weg naar beneden en vormen zich tot beekjes. De beekjes snel breder tot watervallen en serieus te nemen stromen die afwateren in de meren die zich op hun beurt via de Thun of een andere willekeurige rivier een weg naar de zee banen. Je kunt van water zeggen wat je wilt, maar het baant zich wegen… en ach heb ik daar nou weer bijna een contradictio in terminus te pakken…
Ik moet bekennen dat Schotland me nog beter past dan Zwitserland; ruiger, desolater en meer een beroep doend op iets ‘oers’…
De mooie Brienzergrat ligt helemaal verscholen in wolken en regen maar dit is heerlijk. De koude zit vandaag voor het eerst in de lucht. Ik denk aan vriend Bram die gisteren zijn eerste dag had van de Marathon des Sables in Marokko.
Toen ik in 2018 finishte op de Marathon des Sables, finishte Bram tegelijk op zijn Iron Man in Zuid Afrika. Toen hij een jaar op reis was in het buitenland ontving ik een bericht dat hij mijn boek had gelezen en naar aanleiding daarvan de kas had geplunderd en zich ook had ingeschreven. Nu is hij in de Sahara en stuurt me een bericht dat hij misschien wel ook zo’n eind moet gaan rennen als ik nu. Mij volgen, een trend. Tegelijk zie ik een tegentrend en wil ik hem volgen en een Iron Man doen. Sport geeft ons leven betekenis.
Het was gisteren de heetste dag ooit in de MDS en net als velen moest hij aan het infuus voor anderhalve liter vocht. Bij mij was het gedurende de langste etappe van 87 kilometer tegen de 50 graden. Hoe heet was het dan?, vraag ik mij af. Een infuus betekent twee uur straftijd bij je tijd optellen, maar het is totaal onbelangrijk. Gezond finishen is het devies. Bram kan dat, een berensterke triatleet met kuiten die niet in mijn mummy passen, sprak hij licht geïmponeerd. Recent rende ik nog in zijn kielzog toen we samen startten op de 100 kilometer van het Innsbruck Trailfestival en ik kilometers lang in zijn spoor mocht volgen.
Net als bij een lange pelgrimstocht is bij de Marathon des Sables looptechniek van het grootste belang. In het mulle zand dat ongeveer een kwart van het parcours beslaat is het zaak om reflectief te lopen, dat wil zeggen korte pasjes, ongeveer 180 per minuut. Bij grote passen zink je helemaal weg in het zand en glijd je een stuk terug bij de afzet. Het is zaak op het zand te lopen en niet er doorheen. Je ziet dat heel goed tijdens de vierde long stage als de toppers drie uur later starten en jou inhalen alsof ze op een atletiekbaan luchtig trainen. Ook dit jaar zal een native wel weer winnen. Wij trainen zo nu en dan in mul zand; zij zijn opgegroeid in de zandbak.
Daarnaast is reflectief lopen belangrijk zodat de rugzak niet gaat hossen. Bram loopt met tien kilo op zijn rug en als hij te grote stappen neemt, gaat de rugzak een eigen leven leiden. Het is kunst het zwaartepunt in een vloeiende baan te leiden en daarmee ook de rugzak stabiel op één lijn te houden.
Het boek Lopen Loutert spreekt over de geheime kracht van concentratie en effectief handelen. Je moet slechts de hoeveelheid energie gebruiken die ook vereist is voor het bereiken van een gegeven resultaat. In het algemeen maakt een mens echter zijn leven moeilijker, naarmate hij meer energie verspilt in de taken die hij aanpakt. Als een wandelaar stof verplaatst, dan blijkt daaruit dat hij energie verspilt. Energie die blijkbaar niet in het lopen zelf kon opgaan. Bram, ik wens je nul stof toe…
Ik heb geen enkel stof. Voor het eerst is het herfstweer. Een koude wind waait over de Brienzersee en doet schuimkoppen opwaaien. Meteen fladderen bladeren langs mij gezicht en doet de Indian Summer nog iets beter haar best zich te tonen. Ik word er blij van en loop uren te neuriën met de iPod aan.
Eenmaal in Interlaken land ik op het terras van een fijn hipsterbarretje. Ik eet 12 plakken brood met drie exotische dips en werk aan mijn boek. Kan daarna op geen enkele wijze mijzelf nog motiveren nog elf kilometer af te leggen naar het volgende dorp.
Brenda merkte op aan de telefoon dat ik ook over de mindere dingen kan praten. Dat heeft iets menselijks. Ze heeft gelijk, maar negatieve dingen zijn er nauwelijks. Vandaag kan ik echter mijzelf niet motiveren om nog vijf kilometer te lopen en daarmee de 2.000-grens te overschrijden. Ik heb pijn in mijn poten, in mijn voeten, ik wil alleen maar liggen en een beetje schrijven en lezen.
Aldus boek ik een bed in de Jungfrau Residence een chalet voor arme aalmoezeniers. Ik betaal online 36,50 en moet op locatie nog 3,60 betalen. De vriendelijker kerel wuift het weg. Ik krijg een kamer met drie stapelbedden vooralsnog voor mijzelf.
Ik slenter Interlaken in. Hier kan ik wonen. Een stad ingeklemd in een kom, aan alle kanten omringd door wereldberoemde bergen. De stad doorkliefd door het azuurblauwe water van de Thun, zo blauw dat er chemisch afval in moet zijn gedumpt. De mensen hier zijn hip, dragen bergschoenen en felgekleurde klimoutfits. Ik draag trailschoenen en ben een bevlekte lappenpop die naar kaas ruikt. Ik ben de outcast, ik zou hier willen horen.
Een stad met een hotel Continental en een sportsbar. Sowieso is Zwitserland hip. Het is geen land maar een merk. Iedere marketeer wordt meteen jaloers. Rode dingen met witte kruisen, Ueli Steck, Jungfrau, Zwitserse kazen, koeienbellen, wielrenner Fabian Cancellara (met motortje) en zo verrekte arrogant dat ze je knalhard de deur sturen met je euro’s. Een land dat alles zelf heeft. Zet daar tegenover tulpen, drop, blokjes Edammer, wiet, een koovoddentax, een Polenmeldpunt en een pedopartij en ik voel me even op en top Zwitser.
Dat gezegd hebbende koop ik een fantastisch Victorinox-mes-met-kurkentrekker zodat ik er heel even echt een beetje bijhoor. Dank aan Bart Hellendoorn, mijn ex-collega uit KWF-tijd.
Morgen meer meters… PS geen paniek daar, Facebook, Instagram en Whatsapp gaan het vast snel weer doen🤣























Geef een reactie