29 september. Dag 45. Tutdag. Beklimming 2 naamloze topjes via Graatweg. 7k. Totaal 1.801,2k.
Als het gezin, volledig in net uitgedost, naar de veemarkt gaat, is de hele boerderij voor mijzelf. Stil is het niet, er zijn veel oorverdovende koeienbellen nu al het vee naar de dalen is gehaald.
Koffie. Koffie. En koffie.
De waard heeft een suggestie gedaan voor een topwandeling – in meerdere opzichten – die volbracht dient te worden. Er zou een weggetje omhoog gaan bij de buren. Niet te vinden, dus maar door het steile weiland omhoog. Na 960 meter zeker 200 meter gestegen.
Ik zigzag door het natte gras en ben content met die ene pole waarop ik kan steunen. Zwitsers zouden me uitlachen. Die beklimmen geen bergen, die lopen er tegenaan. Dit is hun stadspark, hun tuin. De beste weg omhoog is een kompaslijn, recht zo die gaat.
Ik sterf duizend doden en ben blij met drie gigantische roofvogels die boven het hoofd zich op de thermiek van me verwijderen. Een machtig schouwspel. Vooral de gevorkte staarten zijn prachtig als ze tegengesteld aan de vleugels bewegen als roer. Ik kan er geen genoeg van krijgen.
Sowieso heerlijk om een dag niet met doel door te stampen, maar rond te slenteren en te genieten. Even geen pelgrimsroute, maar gaan waar de voeten je brengen. De weg mag belangrijker zijn dan het doel, vandaag blij dat de doelen bescheiden zijn.
Op de eerste top vind ik het kruis dat de waard getimmerd heeft met eronder de beloofde bank. Het uitzicht is magistraal. Links de Bodensee die ik niet heb aangedaan maar wel meermaals vanuit de hoogte te zien was. Rechts het volledige dal waar ik gisteren doorheen geploegd ben; zelfs een deel van de wandelpaden kan ik ontcijferen. Daarachter de zeven grillige toppen waar de tocht onderdoor ging; het landschap doet zich voor als een uitgestrekte topografiekaart. Een pelgrim wandelt geen rondjes maar trekt de kaart over.
Na het kruis van de waard, passeer ik zijn schuur op de top. Hier kunnen mensen overnachten in het stro. Ik houd links aan zoals gezegd waarna een steil klimmetje door bos volgt. Het is mieters steil en de voeten houden maar nauwelijks grip in de zachte modder.
Verwondering over de pracht van de natuur; glimmende douwdruppels op varens, de complexe structuur van diezelfde varens, een kunstig gespind spinnenweb dat glinstert, de magistrale sparren die zacht ruisen in de wind, koeien die zich in groepen een weg banen en glooiende hellingen gladgrazen, wolken die voorbijglijden op ooghoogte als immense luchtschepen die aandoen als wollige suikerspinnen die je zo uit de lucht kunt wegplukken. De natuur is een amfitheater van creativiteit en complexiteit en toch: alles gaat gewoon zijn gangetje, zoals het dat al duizenden jaren doet. Deze pelgrim is slechts een tijdelijke passant in de snoepwinkel.
Het klimmetje is Zwitsers. Ik kruip door blubber onder prikkeldraad door, haal mijn enige broek open, ben nat tot boven de knieën en voel me een ondeugende padvinder.
Op het tweede topje de hut van de buurman. Een A4 in uiterst technisch Zwitsers vraagt al mijn talenkennis en doet vermoeden dat er een ‘bar’ is naast het bankje. Inderdaad vind ik een lade die ik uit de hut kan trekken met daarin ijskoude drankjes. Voor twee Franken mag je je voltanken.
Twee uur breng ik door op het bankje lurkend aan Rivella, luisterend naar koeienbellen, terwijl spectaculaire wolkpartijen aan het oog voorbijtrekken. In de verte de Zurichsee die ik morgen zal omtrekken. Zo lijkt het een plasje, maar het zal 40 kilometer zwoegen zijn aleer ik het plasje aan de andere kant verlaat en via een pas verder trek.
In de avond het laatste avondmaal met mijn nieuw verworven familie. De waard vertelt dat hij hier eens tien bioboeren uit Nederland ontving. Ze keken hun ogen uit. Hier bouwen ze boerenbedrijven die twee a drie generaties mee moeten kunnen, duurzame bedrijven, in tegenstelling tot de Nederlandse manier van bouwen. Daardoor is het hier ook duurder om een bedrijf neer te zetten.
Toch merken ze ook hier dat dingen gehaaste gaan. Vroeger werden bomen in de winter gerooid en dan een half jaar in de wind te drogen gelegd, nu zagen ze bomen om als er hout nodig is en het gaat twee weken in een droogoven. Allemaal minder duurzaam; er wordt zelfs niet naar de maanstand gekeken…
Het ligt mooi in het verlengde van de eerder genoemde tempolagen van Brand. De zesde laag, de natuur, is de laag met de langzaamste en meest duurzame cyclus. Maar ook hier wordt die steeds meer veronachtzaamd.
In de middag gaat mijn reisgidsje eraan. Alles dat ik reeds gelopen heb van de Jakobsweg, of niet ga lopen, wordt vakkundig verwijderd. Ook gaat vandaag de hele uitrusting nog eens onder de loep. Ik zag zojuist weer mooie gearpics op Facebook van iemand die zei dat hij kampioen in Tetris was; meteen maar zelf in de praktijk gebracht.
Over 11 dagen wil ik in Genève zijn, waar mijn vriendin heenkomt. Ruim 350 kilometer in 11 dagen (kan iets meer of minder zijn), dus het is zaak het tempo een beetje erin te houden. Na de rustdag vandaag wil ik de dagafstanden weer gaan opvoeren. Vroeger op pad en meer rennen. Run Pilger Run!








Geef een reactie