Een dag van euforie en een nieuw uitzicht op de Zwitserse bergen


24 september. Dag 40. Berghotel Almagmach – Camping Feurstein  42,8k. Totaal 1.661,6k.

Na het heerlijke ontbijt en vier Milchkaffee week ik me los en schud Marco de hand.

Meteen volgt een moordende klim met stukken boven de twintig procent, en ik maar denken dat ik al hoog zat. Ik loop 800 meter in 15 minuten. Dit is wat collega Cor van Disseldorp zijn discipelen leert tijdens Start2ultra, Time on feet. Duurlopen met zeven minuten per kilometer. Hier is het méér dan het dubbele, keus is er niet.

Vanuit looptrainersperspectief is rennen in de bergen met een rugzak interessant. We leren lopers reflectief te lopen, dat wil zeggen met kleine pasjes, ongeveer 180 per minuut. De filosofie is dat je dan een vliegwiel benadert, een ideaal draaiende machine die niet meer in op- of neerwaartse zin afwijkt van het zwaartepunt. Je probeert je navel, het zwaartepunt, in een vloeiende lijn voort te laten gaan. Neem grotere passen en je gaat meer omhoog en omlaag met hardere klappen op de gewrichten.

We trainen dat met pionnen of een metronoom, maar dan ben je er erg mee bezig. Geef je lopers een rugzak van tien kilo, liefst met smalle pijnlijke schouderbandjes, en laat ze door de bergen rennen. Stuur ze weg en ze komen getraind terug. Als trainer hoef je niets meer te doen, een loper zal vanuit intrinsieke motivatie naar 180 passen per minuut gaan om een pijnlijke, hossende rugzak te mijden. Ik ben 1.600 kilometer verder, geloof me: ik kan het weten. Ultraloper in de bergen met een rugzak maakt efficiënt.

Wat na de klim volgt, is bijna onbeschrijfelijk. De klim eindigt op een kale kam waar een allerheerlijkste Alm is met prachtig chalet waar een oude heer van zijn biertje geniet.

In de verste verte strekken zich groene bergweiden uit en voor me een vallei zoals die uit de film Coming to Amerika met Eddy Murphy. Bij de intro zie je de besneeuwde berg, maar in deze film gaat de intro door en vliegt de camera over de berg en daalt af in een groene vallei, een oase waar de moderne maatschappij aan voorbij is gegaan, waar corona niet bestaat, waar alleen groene weelde heerst.

Ik begin te rennen en kan niet meer stoppen, ik vlieg. Hellingen op, hellingen af, het gaat gemoedelijk in gestrekte draf. Ik kan blijven gaan. Pearl Jam in mijn oren en brullend ren ik door de bergen. Tien kilometer inclusief killerklim in 1.14, halve marathon in 2.39, dat lijkt niet snel maar met een rugzak van negen kilo, offroad in bergachtig terrein, dan zijn dat droomtijden voor deze vertragende pelgrim.

Tussendoor drink ik een biertje bij Gitte en Bernhard op de Alpe Simasgund. Gitte helpt me aan een stempel. Ze is de opener kwijt, maar vindt hem en uit de heerlijke tegelwijsheid: Irgendwo ist alles. Samen lachen we erom en ik merk op dat ik hem boven mijn deur ga hangen. Ik wil bij Gitte wonen, een Alm in de hemel. Bernhard snapt het wel terwijl hij met grote happen zijn lunch wegschrokt.

Het is heerlijk fris, een briesje op de kop en overal de geur van koeien gepaard met bellen die hun aanwezigheid verraden. Zou ik dan echt het Grote Geluk aan het vinden zijn hier op de Alm? Het voelt als een intense eenheidsbeleving die maakt dat er geen vermoeidheid is.

Op het terras twee oudere stellen die het ook heerlijk naar de In hebben en die alle koeien melken gaan testen die aan het hek van het terras hangen. Hoe meer bellen, hoe beter.

I was underway, peopelled by an imperative that was beyond nu ability to control or comprehend. Jon Krakauwer op zijn weg om The Devils Thumb te beklimmen in het boek Into the wild.

Ik ren door en rol het gebergte uit. De weg gaat naar Steibis en dan om de bergen heen… Maar wacht… Er omheen, als je erover kan? Ik pak een afslag links tegen de berg op. Gewoon afsnijden over een bergpas, de Imberg op, ik houd ervan.

Boven bij het Imberghaus neem ik mijn lunch van twee wraps, stukken spek, chocolade en stokbrood met dip. Het is niet genoeg. Ik ren via de Hormoos-alm naar de Falkenhutte. Hier zie ik in de verte de Bodensee. Het betekent dat Zwitserland eraan komt, dat ik een flink deel van de Alpen achter me heb.

Na het beklimmen van een aantal skipistes opent zich een nieuw dal. Opeens voor me een immens bergmassief getiteld Zwitserland. Een kleine brok in de keel. Ik ben 1.650 kilometer ver en heb nog veel verder te gaan. Maar opeens ligt het vierde land binnen handbereik. Het raakt me ergens en ik sta even stil.

Uiteindelijk val ik in Hittisau uit de bergen. Uitgehongerd en dorstig zit ik voor de supermarkt te consumeren als opeens een oude dame voor me staat. Bij het Imberghaus mijn poles laten staan… Ze loopt op me toe: ‘Bist du die Hollander?’ Dacht echt dat ik ze op mijn rugzak had gebonden.

Vanuit het dorp 2,7 kilometer naar camping Feurstein. Een waanzinnig mooi dal in de avondgloed. Vlak voor de camping een doorsteek van een boerderij. Drie honden komen agressief op me toe. Ik loop ze rustig tegemoed, laat ze snuffelen. Als een ware rattenvanger kom ik met drie honden in mijn kielzog bij de baas. Hij is totaal verbouwereerd en dankt me dat ik zo lief voor zijn honden ben.

Als ik de camping oploop ontvangt Monica me met open armen. Niks geen formaliteiten. Ze loodst me naar de rand van de camping waar de zon net onder gaat en haar laatste stralen laat zien. Ik mag de tent opzetten of op één van de houten terrassen van de caravans slapen. Eerst een biertje.

Dat biertje wordt meervoud. Ik ben op een gezellige familiecamping gekomen die doet denken aan mijn jeugd in het Sauerland. Iedereen kent elkaar, Duits, Nederlands Zwitsers. Verhalen vloeien net zo hard over tafel als de biertjes en de Schnaps. Allemaal fijne mensen die gezellig kletsen.

Buiten zit een oude jager. Hij vertelt talloze verhalen. Onder andere een documentaire die werd gemaakt over een adelaar. Ze filmden van dichtbij, tot de vogel op het nest arriveerde met een hond in zijn poten, de halsband om de nek. Een urban legend, er mocht niet meer over gesproken worden want anders zou eenieder met hond bang zijn. Zelfs ik ben nu bang.

Een fijn Nederlands stel aan tafel. Hij werkte 33 jaar bij Honig in Nijmegen. Herkent mijn shirt van Nijmegen Atletiek. Fijne gesprekken. De eerste Nederlanders tijdens de hele trip.

Aan het einde van de avond komt Monica op me toe. Ik mag in de wasruimte slapen. Er komt niemand en het is er vast droger dan op het houten plateau buiten. Niet eerder ervoer ik zoveel warmte en gastvrijheid als hier op deze camping. Ik voel me deel van een familie. Ik mag van haar geen reclame maken want ze is 70 en wil rustiger aan doen. Dus kom hier niet heen. Het is hier vreselijk.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Maak een website of blog op WordPress.com

%d bloggers liken dit: