16 september. Dag 31. Camping Dr. Lauth Ehrwald – Garmisch Partenkirchen 28k. Totaal 1.460k.
De nacht is droog in het kleine tuinhuisje, terwijl de term pijpenstelen regenen, handen en voeten krijgt. Het is een houten hutje waar geen deuren inzitten, binnen ligt wat rommel en ik slaap op kunstgras. Alles beter dan het waterballet buiten.
Bij vertrek is de hemel nog helemaal niet leeg. De wereld is een grijze wolk die drukt op het gemoed. De Zugspitze trekt nevels aan en is het grootste deel van de dag omsingeld. De weg leidt via de kammen van de Berg naar Garmisch Partenkirchen. Het is een kaarsrecht stuk asfalt dat in eerste instantie naar het Bahnstation leidt waar de gondels vertrekken. Vandaag niet.
Beteuterde bekkies van toeristen. Ook ik had vandaag wel omhoog gewild en dan vanavond een trein naar Frankfurt am Main om vriendin een dag te zien en te herstellen.
Het lijf voelt afgepeigerd vandaag. De voet doet zeer, de bovenbenen zijn verzadigd van lactaten en kreunen onder het gewicht van romp en rugzak. Ik heb permanent honger en kan nauwelijks bij-eten. Tijdens het lopen duw ik twee broodjes zalm, een zak chocoladekoekjes en een pak Tucjes naar binnen.
De lange rechte weg doet zich voor als een sloot en water komt in golfjes over het asfalt tegemoet. Naast de weg aan weersIjden een sloot. Zoals iedere ochtend leidt de weg vanuit een dal eerst omhoog. Het lijf zit nog in de slaapstand en knarsetandend ploeg ik voort naar het Bahnstation. Bij een immens resort mag ik aan het ontbijtbuffet mijn water bijvullen. De vriendelijke receptioniste legt uit dat ik via het personeelshuis achter de parkeerplaats op een mooi paadje kom dat naar Garmisch leidt.
Inderdaad tref ik een pad dat zes kilometer lang stug omhoog voert naar een hut die wonder boven wonder open is. Een warm chalet met brandende haard waar de laatste verkleumde buitenmensen zich warmen en koffie drinken om tien uur. Of bier. Doe mij maar koffie.
Niet veel later volgt het hoogste punt met uitzicht op de Eibsee, een grijze wolk tussen de bomen. Wel degelijk waterdruppels maar niet in de vorm van een meer. Vanaf hier begint een lieflijk trailtje en het gemoed fleurt op. Het lijf begint als vanzelf te rennen, kilometers lang over losse stenen die als een meanderend lint door ijverige padleggers in het bos zijn gestrooid.
Het regent zachtjes en je hoort druppels op het bladerdak vallen. Alle stof is weg en de geuren van mos en nat gebladerte dringen zich op. Een mystieke groene wereld van nevels en groenschakeringen waar een eenzame pelgrim door voortbeweegt.
Als ik uit het bos val, sta ik voor een spiegelgladde Eibsee waar toeristen wandelen en foto’s maken. Meteen in gesprek met een bonk van een kerel, een trailrunner. Hij blijkt vorige week nog een Iron Man te hebben gedaan en heeft het logo op zijn arm als tattoo. Met zijn vrouw en zoon doet hij vandaag een tocht van Ehrwald naar Garmisch, het laatste stuk met het treintje. Liefst was hij vandaag met iemand omhoog gegaan. Liefst had hij ook meteen zijn bullen gepakt en was met me meegerend. De man ademt sport en kwijlt als hij mijn rugzak even voelt.
Na de Eibsee volgt een aangelegd toeristenpad, een Panoramaweg, langs de Badersee, een klein azuurblauw meertje verscholen in het bos met een rustiek bejaardenhotelletje ernaast. De feel van een kuuroord waar meditatieve rust hangt. Ik overweeg koffie maar hobbel verder. Daar zijn Duitsers goed in, lieflijke prieeltjes, gemoedelijke herbergjes, rustieke Biergartens. Ook in het creëren van rust zijn ze grundlich.
Het dal is een aaneenschakeling van durpen en wandelpaadjes. Alle wegen leiden naar Garmisch en Partenkirchen, twee oorden gescheiden door rails waar het station en de Zugspitzbaan naast elkaar liggen.
Ik koop een retourtje Frankfurt en niet veel later ben ik onderweg voor een dag herstel met vriendin. Op Frankfurt Hauptbahnhof een cultuurshock.
Rondom station en in enkele straten honderden junks en alcoholisten die over elkaar buitelen in een orgie van alcohol en crack. Blijkbaar is Frankfurt het crackbolwerk van Duitsland. Overal in de berm mensen die als lappenpoppen aandoen en zichzelf toedienen. Naalden, bloed en viezigheid wisselen elkaar af. Waar ben ik nu terechtgekomen…?
Mensen zwalken over straat en spreken me onverstaanbaar aan. Iemand komt vlak achter me lopen dus zigzag ik tussen geparkeerde auto’s door. Na een studie in Rotterdam en wonen in de binnenstad heb ik veel gezien. Ik ben niet snel bang op straat, heb een kale markante kop en kan onbenaderbaar kijken na maanden door Azië reizen. Hier ben ik bang.
Lawaai en prikkels van alle kanten. De hele stoep ligt vol met benevelde, verwarde, geintoxineerde zombies. Ik word gedwongen via de weg te lopen, maar ook daar zwalken geestverschijningingen uit macabere horrorfilms. Ik zit in de clip Thriller van Michael Jackson.
Het contrast is te groot. De pelgrim laveert door bossen, manouvreert niet tussen zombies. De natuur is voorspelbaar, hier lieren op iedere hoek verslaafden naar me. Mijn hotel van 32 euro is uitstekend en de receptionist beaamt dat vrijwel iedere gast opmerkt nog nooit zoiets gezien te hebben. Drie straten en het station zijn zones waar getolereerd wordt. Voor mijn hotel liggen zeker dertig mensen in zwijm te genieten van hun shot. Boven hen werken mensen in dure pakken en verdienen sloten met geld in torens die naar de hemel rijken. Twee uiteinden op een spectrum, verdere verwijdering kan eenvoudigweg niet.
Wij tolereren dit, houden het in stand. Benieuwd in hoeverre mensen als gevolg van corona in deze situatie terecht zijn gekomen, zijn afgegleden uit het bestaan.
Ik weet na een jaar van crisis dat het verschil tussen zwart en wit niet zo groot is. Als het tegenzit en een aantal hoekstenen onder je bestaan vallen weg, dan kun je in een kwestie van dagen de weg kwijt raken. Het stemt me dankbaar dat ik zo weer honderden kilometers door de Alpen mag rennen. Nederig ook.





Geef een reactie