13 september. Dag 28. Achenkirche. – lamsenjochhutte 1.953m. 31k. Totaal 1.352k.
Marcel wekt me met een bak koffie. De douche is een creatie van God en het hemelwater slaat warm op het gepijnigde lijf. Ontbijten doen we bij de eerste Konditorei en we zijn zoals Marcel zegt: Weltkanpionen Fruhstucken. Milchkaffee, broodjes, Jus d’orange tegen een panorama van hoge bergen. We constateren dat we heel goed zijn als Bourgondiërs, of zoals Marcel stelt: Ubung macht der Meister. Marcel is een wijs man en dat ontspruit aan zijn brein in tegelwijsheden.
Er volgt er direct nog een: Als goede vrienden afscheid nemen, doen ze dat met bloedend hart. Aldus staan we te bloeden op de parkeerplaats, een macabere aanblik.
Ik ren weg met een North Face petje op mijn kale schedel, een gift van Marcel. Fijn dat ik start waar ik vijf dagen terug eindigde waarmee ik het ononderbroken pelgrimskoord dat ik door Europa trek in stand kan houden.
Al snel volgt de Achensee. Vriend Alex Gijsberts wijst me erop dat hier ieder jaar een halve marathon omheen gaat. Ik loop er de helft van over de rustige oever waar alleen een meanderende single track langs de steile wand kringelt.
Het water is azuurblauw, de trail magisch en verrassend, de afgrond steil en het panorama ronduit adembenemend. Ik dans over het pad als een jonge hond en doe een uur over de twee uur die ervoor staat. R.W. Emerson schrijft treffend: ‘In de bossen schudt een man zijn jaren van zich af zoals een slang zijn oude huid – en in welke periode van zijn leven hij ook is, hij blijft een kind. In de bossen bevindt zich de eeuwige jeugd.’ Ondanks alle pijntjes voel ik me even geen 46.
Via het toeristenoord Pertisau werk ik me omhoog een dal in. Ik zit één dal te ver naar links. Een heerlijk stel van boven de tachtig helpt me met een folder met een panorama erin met alle hutten en passen. We kletsen geanimeerd als ik terugloop naar waar ik fout ging. Er is geen enkele haast meer van mijn kant. Ze lopen en fietsen elke dag en zijn de tachtig ruim gepasseerd. Ze vertellen over hun zoon die meermaals de Alpen overstak en steeds minder meenam en steeds meer vertrouwen had in de behulpzame medemens. Terecht. Ook ik word weer op pad geholpen en klim met een grijns van oor tot oor. Deze ontmoetingen kleuren de dag. De hele tocht.
De klim leidt door het Faltzthurntal omhoog langs de Faltzthurnalm, de Gramaialm en uiteindelijk naar de Lamsenjochhutte op 1.953. Een flinke klim aangezien je aan het einde van een dal via een kom eruit klimt. Vroeger liep hier een gletsjer en daardoor is een parabolische helling ontstaan die steeds steiler wordt, tot je eruit wipt. Ik word omringd door steenbokken met gigantische hoorns. Ze staren me ontspannen aan, ik ben hier niet op mijn plek, dit is hun territorium.
Ik bevind me in het spectaculaire Karwendelgebied met steile rotstoppen die honderden meters boven de hut uittorenen. Als je beneden bent, vraag je je af hoe er in hemelsnaam paden tussen deze giganten doorvoeren. Sowieso is aan niet-klimmers niet uit te leggen dat zich daarboven een hele wereld bevindt. Ze hebben er geen weet van. Kringelende paden als van mieren met op de knooppunten berghutten met een huttenleven en eigenaardigheden. Er is hier niks te beleven; vooral beneden blijven..
Als ik uit de kom wip, de heerlijke hut voor mijn neus. Voor 13 eur mag ik in het Lager, tussen ongetwijfeld stinkende, snurkende mensen. De romantiek van het huttenleven. De schoenen gaan in de droogruimte evenals de zeiknatte loopkleding van vandaag, te goor om in het Lager te leggen.
Na 31 kilometer vind ik het mooi geweest. De voet heeft prima standgehouden, ondanks een rare punt aan de bovenzijde bij het enkelgewricht. Het lijkt of er een botje wil vertrekken, een verrader… Morgen gaat het gas er weer op, het Karwendeldal in.













Geef een reactie