hoe een pater me in de bezwete kont kijkt op mijn weg naar Duitsland…

27 augustus. Dag 11. Stein – Sittard – camping Effelder Waldsee Duitsland. 43,5k. Totaal 390,5k.

Sport is voor mij altijd een uitlaatklep geweest. Stoom afblazen als ik weer eens gepest werd op school. Ik rende twee wedstrijdjes ieder weekend met mijn vader als bezielde chauffeur en coach-met-de-stopwatch-in-de-hand.  We doorkruisten heel Zuid Holland, geen park is mij vreemd. Met het stratenboek op schoot keerde ik navigeren.

Het sporten an zich was de lol. Het jeugdige lijf perste er nog wel eens een aardige tijd uit, 16 minuutjes op de 5 kilometer. 35 minuutjes op de tien kilometer en een 3.16.09 op de (debuut)marathon. Sport was in essentie een leuke bezigheid, een manier om het hoofd leeg te maken. Het competetieve element was daaraan ondergeschikt.

Toen mijn moeder overleed, gaf ik me over aan een andere vorm van sport. Sport als een levensstijl, een leven bestaande uit grotere projecten, tot de verbeelding sprekende uitdagingen, en dat alles samengevat onder de noemer avontuur.

Daar komt bij dat ik een generalist ben. Hoe lang ik me ook toeleg op iets, na een bepaald moment kom ik niet meer verder, in tennis, in werk, in studie; ik verlies de interesse.

Sport is steeds meer het middel geworden dat avontuur biedt. Steeds meer voel ik de passie van National Graphic-achtige projecten die me naar verlaten uithoeken brengen; 100 kilometer op de Chinese muur, een alternatieve Elfstedentocht op de Weissensee, vierduizenders beklimmen in Marokko, een poolexpeditie in Groenland, 250 kilometer rennen in de Sahara.

Wat ik ook doe, hardlopen blijft de basis van alles. Het brengt me de conditie, kracht en mentale hardheid voor alle andere leuke projecten.

De noemer avontuur biedt me de mogelijkheid om steeds nieuwe verhalen te verzinnen en me aan over te geven.Tijdens de eerste (intelligente) lockdown het Pieterpad zonder poppetjes, een poging om non stop te rennen met alleen een slaapzak in april. Daarna ter land, ter zee en tegen de wind in, een rondje Nederland. Nu is het een Run to the end of the world… and beyond.

Mooi vind ik dat ieder project het andere opvolgt. Ik rijg ze allemaal aan elkaar als een kralenketting van glimmende parels. Het begon als hobby maar steeds meer kan ik de plichtmatige werkzaamheden in verband met vaste lasten eruit snijden. Het overgeven aan deze levensstijl gaat soms met schuldgevoel gepaard. Een paar maanden rennen, staat zo ver van de dagelijkse realiteit, van de dagelijkse werk-elijkheid. 

En toch, als je eenmaal ‘gekke projecten’ doet, wordt het verslavend. Je gaat de kick missen. Bij elke berg die je beklimt, zie je alle toppen er omheen en je bucketlist groeit.

Je begrijpt: ik ben geen topsporter, ik ben een avonturier, ik ben een amateur.

Het feit dat ik geen topper ben, zie je direct terug aan mijn uitrusting. Een zwarte tight met gele biezen, een blauw zweet shirt, horloge met felgroene band, blauwgroene bodywarmer, rood jack, blauwe zonnebril, oranje rugzak met een roze en paarse bidonhouder. Ik ben een lappenpop, een zwerver .

Grappig hoor, je besluit om 5.000 kilometer te gaan rennen, stelt je voor hoe je soepeltjes, als een sterke, geoliede machine, door het landschap zweeft, en als het puntje bij paaltje komt, ben je stram, strompelend aan het voortbewegen, gehuld in een regenboog van kledingstukken.

Toch is over alles nagedacht. Voor mij klopt het. Een ander zal het gewoon niet zien. Ik snap de scepsis ten aanzien van mijn paklijst. Ik ben de pelgrim die maanden heeft nagedacht en het nu in de praktijk brengt. Dat is mijn verweer.

De dag start als ik uit de slaapkamer strompel en een vrolijk hakende Elly zie. We ontbijten en ik regel mijn coronacheck voor een oversteek naar Duitsland.

Wie heeft het zo geregeld dat ik in haar bed slaap en zij op de bank met haar 76? Als je twijfelde of mensen deugen, laat het nu los. We drinken koffie, koffie en koffie. Ik wil niet weg, te gastvrij, moet me losscheuren. Na een warme knuffel laat ik mijn trailoma en vertrek schoorvoetend.

Ik maak een kleine routedeviatie. Wilde eerst naar Maastricht voor het einde van het Pieterpad maar mijn vader is 3 september jarig. Wel tof als ik op tijd bij zijn huis in het Sauerland ben. Maar dat is nog 220 kilometer.ik kan me geen extra’s veroorloven.

Stein naar Geleen is apart. Ik sta aan de gates van Chemelot en voel me sir Arthur aan de poort van een kasteel net imposante muren en ophaalbrug. De praktijk is er een van vrachtwagens die af en aan rijden bij een chemical plant. Het is niet raar dat ik doorloop.

Is het gek dat juist dan, voor het eerst, vriend Brian appt? Met hem legde ik vloeren voor Microchip-machines in België op universiteitserrein Leuven en we waren een week in Catania in Sicilië. Als iemand snapt waar ik me bevindt, is hij het.

Ik storm door naar Sittard. Een gezellige stad waar ik eerder met Etienne Kreutzer de Kennedymars liep. Het gebied is me niet vreemd. Mijn route is oostelijker dan gisteren en via Susteren loop ik naar Heide. Ik wil weg van de weg en pak het ijzeren bos. Via een overwoekerd pad worstel ik me naar civilisatie.

Even verder een mooi groen bospad links van de ideale weg. Er komt een jogster aan en ik vraag of ik verderop rechts kan. Ze zegt ja, maar het buigt eerst links en dan rechts. Als ik dit volg kom ik in Groningen aan. Terug. Twee kilometer bospaadjes extra, gratis.

Het gebied is extreem rustig, er is bijna niets. Via abdij Lilbosch ren ik. Er staat een paaltje van 30 centimeter hoog met fietsknooppunten. Ik snap er geen reet van en slaak enige krachttermen terwijl ik met strakke-billen-in-tight over mijn poles gebukt sta voor het paaltje. Als ik me ondraai een monnik in witbruine pij. Hij kijkt zo sereen, is zoveel verder dan deze aardse pelgrim. Ik zeg beschaamd gedag en ren me uit de voeten.

In Pepinushof een camping. Ik word enthousiast aangesproken. Of er koffie is? Nee, dan moet ik door naar Montfort. Ik merk op dat het leven richting heeft, terug is niet goed… Heb ik iets geleerd hier?

Via Maria-Hoop rent deze pelgrim naar Posterholt. Een moeder die haar kinderen uit de auto laadt. Of ze water heeft? Kind wordt gemaand een kan gekoeld water te halen. Meermaals vult ze me bij. De schat.

Ik hobbel de laatste kilometers via Vlodrop naar camping Effelder Waldsee, net over de grens. Ik heb bij reservering enkele nummers door gekregen. Naar nu blijkt zijn er drie kluisjes en de nummers doen wonderen bij het openen.

Ik vind er plattegrond en muntje voor de douche. Ik land echter meteen bij de Stube. In Duitsland is het grote patat met Curryworst. En een biertje. Een incrowd figuur komt me influisteren dat ik vast rust zoek en wijst me de beste plek aan de rand van het meer. Ik ben in Duitsland; ik houd ervan.

Vanavond de eerste avond over de grens. Geen vrienden of bekenden die verrassen met gestes. Ik ben onder de indruk van afstanden die voor me liggen; 220k naar het Sauerland, 400 naar München, 200 naar de Alpen, een paar honderd door Zwitserland… Verder wil ik nog niet kijken. Het is te groot om te overzien.

In de avondluwte overzie ik het meer en de goudgele bal die erin zakt. Spelende kinderen, Duitsers die BBQen en ik schrijf. Dus ik lees. Een paaltje in de rug en daarlangs de sensatie van de wind. Hij wordt kouder; de herfst nadert.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Maak een website of blog op WordPress.com

%d bloggers liken dit: