Als ik de tijd heb – en neem – doe ik netwerkafspraken op de fiets. Aldus toog ik vanochtend op de racefiets van het pittoreske Utrecht richting het lommerrijke Hilversum. Prachtige dag, wat kan er misgaan, zou je zeggen.
In één woord: nieuwbouw. Of beter: Vinex. Een aantal maanden vertoef ik in Utrecht. Recht en hoeken zijn twee woorden om deze regio – het is veel verstrekkernder dan een wijk – van De Meern, Vleuten, Leidsche Rijn, maar ook Maarssen en Maarssenbroek te typeren. Op dit laatste oord kom ik zo nog terug.
Toen ik jong was, haalde ik het nog wel eens in mijn hoofd om als training van Leiden naar vriendje Niels in Eindhoven te fietsen. Daar had je al gauw spijt van want je reed je vast in het fenomeen Zoetermeer. Wijken die als labyrinten aan elkaar zijn verbonden, waar je als ratten in de val zit en nooit en te nimmer meer de uitgang vindt.
Wijken die vrolijk aandoen met straten als Zomerweide, Zonnenweide, Ligweide en Hondenweide. Het probleem is dat al die weiden net zo weinig fysieke verschillen aan de dag leggen als de naam doet vermoeden. Je rijdt je vast in hofjes, poortjes, wijkjes, straatjes, bosjes, laantjes en ander ongerief.
Het is allemaal heel smart verbonden met een rondweg maar daar heb je op dat moment geen hol aan. Alle post- en pakketbezorgers in deze wijken blowen om rustig te blijven. Soms slaat er een door en die beukt dan met zijn bus een blinde steeg in om een gat in The Matrix te beuken. Fiets je één keer vast en je kan enkel liefde en begrip aan de dag leggen.
Als je in een bos loopt, navigeer je op visuele kernmerken, een boom, een berg, een paadje, de wind, de stand van de zon, de positie van het mos op een stam.
Dat lukt je in een Vinexwijk eenvoudigweg niet. Ook na 50 keer wil de mentale map niet vallen en moet ik altijd Google Maps erbij pakken en zitten zowel ik als Google verkeerd. Want vergis je niet: ook Google kan hier geen kaas van eten. De natuur is eentonig en kenmerkt zich door één soort boom-in-rijen, brandnetels, distels en een verdwaalde klaproos. Wild hoef je hier niet te zoeken, hier huist alleen de Canis Lupus familiaris, in goed Holland een hond. Deze wijken zwemmen in hondenkak, veel honden en niemand die ruimt.
Zo fiets ik vandaag door mijn achilleshiel Maarssenbroek en maak ik zowel op de heen- als de terugweg de meest wanstaltige uitstapjes. Als je mijn Strava analyseert ben ik ofwel stomdronken, ofwel de Russen hebben een satelliet gekaapt. Niet te doen en ik fiets minutenlang tierend en vloekend – ja echt! En ik schaam me niet – door deze blokkenwijken waar je een rat nog niet zijn dood gunt. Ik lees de bordjes en kom geen steek verder: martelweide, steekweide, schopweide, kliefweide. Ik ben in het vuur van de hel beland en Satan is mijn TomTom.
Dit zijn de plekken waar de jeugd, de volgende generatie, opgroeit. Het is niet gek dat zoveel jongeren van het padje zijn geraakt. Ik zie voor me 4 meiden naast elkaar fietsen in 4 paar sneakers, 4 paar grijze jeans- met-telefoon-in-de-kontzak, 4 blauwe donsjacks, 4 te grote fietsen met bakken voorop en een hoeveelheid make-up die een groothandel doet vermoeden.
Waar is de eenling? Waar is de eigenheid? Hier is geen uitweg, deze wijken symboliseren eenheid in uniformiteit. Hier kun je bijna geen individu met een verhaal worden want je wordt geleefd door een slecht verhaal.
Gekaderde voortuintjes weerspiegelen de inspiratieloosheid van de bewoners, de panden en straten vormen de weerspiegeling van de creativiteit van de architecten, de wijze waarop miljoenen mensen op een zo klein mogelijk oppervlak worden geramd, is een reflectie van de doelen van de bestuurders, de hele potpourri is het potje dat we er met z’n allen van gemaakt hebben. Stenen zijn grijs en oranje, waar is de steen die ambacht weerspiegelt? Liefde zelfs?
Ik denk terug aan mijn vastlopen in Zoetermeer. Het was in de ‘rode wijk’. Ook nu wordt het rood voor mijn ogen als ik vastloop in het zoveelste dode ehhh doodlopende hofje. Schiet een willekeurige bewoner aan zeg dat je uit deze hel probeert te ontsnappen op je racefietsje en ze kijken je begripvol aan.
Ze zullen je echter nooit rechtstreeks naar de uitgang wijzen, dat kan namelijk niet. Ook nu wordt het een ‘dit hofje uit, rechts door het grotere hofje, links naar de rondweg die rechts verbindt met de ringweg en dan door het industrieterrein de rechtse van de y-splitsing pakken via het fietstunneltje’. Ze kijkt me aan en in elkaars ogen ontwaren we de zinloosheid van deze exercitie. Beide weten we dat ik te laat op mijn afspraak zal komen en dat haar instructies wegwaaien in de wind. Rood voor de ogen wordt het me in Maarssenbroek.





Plaats een reactie