114 Cruach Ardrain (1.046m), high stacked heap
115 Beinn Tulaichean (946m), hill of the hillocks
116 Beinn a’Chroin (942m), hill of the sheepfold
117 An Caisteal (995m), the castle
Alle begin is moeilijk. Als je dat weet, kun je daar rekening mee houden. Ik ben eigenwijs, hardleers zo je wilt. Deze twee stellingen maken samen dat we weer eens te enthousiast van stapel lopen. Sanne en ik gaan vandaag ‘even’ vier Munros aftikken. Sanne heeft wat research gedaan en vond een kerel die ze combineerde in een rondje van 19 kilometer met 1.600 hoogtemeters. Dat moet te doen zijn.
Na een (veelste)vroege kop koffie – en nog een – spreek ik een kerel met een camperbusje aan die net de camping wil verlaten. We mogen uiteindelijk met hem en zijn vrouw mee. Ik naast haar voorin, Sanne met de angstige hond achterin het busje. Ze zijn ontzetten vriendelijk en na acht kilometer zetten ze ons af op de parkeerplaats waar we ons wild geraas starten.
We steken weg en spoor over en al snel bewegen we ons weg van civilisatie. Sanne is voor het eerst in Schotland en is als fervent klimmer en outdoorliefhebber meteen verkocht. Het duurt niet lang of we verlaten de gravelweg voor een niet te onderscheiden geitenpad dat ons langs een bos voert waarna we rechtsaf steken over een ridge.
Twee kerels halen ons in. We zouden de rest van de dag met hen stuivertje wisselen. Zij doen er nog eentje extra, die ik eerder deed met de vriendin van mijn vader en vandaag links laat liggen.
Het weer is prachtig. Deze dagen beginnen steeds zonnig met strakblauwe hemel, om dan te evolueren naar Hollands grijs en dan weer op te fleuren. De afgelopen weken blijkt het hier vreselijk weer te zijn geweest, een soort Nederland. Toch zijn de grashellingen relatief droog en loop ik niet zo te soppen als afgelopen jaar.
De eerste top is prachtig met vergezichten over tientallen Munros en de vallei met Crianlarich en Tyndrum verder naar het noorden. We steken een klein stukje terug naar de ridge om de weg te vervolgen naar top 2. Een mooi stuk over een brede bergrug die als een walvis onder ons ligt.
Als we door het zadel komen, komen net de twee kerels ons tegemoet op hun terugweg van de top. Ze moeten hier ergens van de bergrug af om via de vallei een oversteek te maken naar de andere twee toppen. We vergelijken kaartjes en apps en zij mogen voor ons de route gaan verkennen.
Na de tweede top moeten ook wij eraan geloven. Er volgt een afdaling zonder pad door hoog gras en we moeten tussen enkele rotswanden doorsteken om in een zadel uit te komen. De kerels volgen net andere lijnen, soms zij voor en dan hebben wij weer de kop.
Na het zadel volgt een steile klim door gras door een couloir dat ons naar de andere kam brengt waarop de volgende twee toppen liggen. In deze klim merken we dat we geenszins fit zijn. De benen voelen als gellypuddy. Ik ben niet buiten adem maar met onze daypack moet ik werken en voel ik aan alles dat corona en griep hun slopende werk hebben gedaan.
Eenmaal boven even zitten met een reepje en water. De constatering dat vandaag langer wordt en meer hoogtemeters biedt dan we gepland hadden. We slepen ons door technisch terrein naar top 3. Onderweg een stel met een hond en een sympatgieke trailrunner die ook op zijn tandvlees loopt met achillesproblemen.
Een prachtig vennetje met spiegelglad water lonkt en we schieten veel foto’s van de prachtige wolkenluchten die weerspiegelen in het water. Sanne wordt hyper van graatjes en spiegelgladde meertjes. Dat wordt versterkt door de ridge die hier se welluidende naam Twistin Hill draagt. Niet veel later is de hyper weg als het betrekt en ook wij betrekken en onszelf voortslepen tegen de vierde berg aan. Inmiddels vallen verdwaalde sneeuwvlokken.
Er volgt een gestage afdaling via grashellingen en technische passages. Het tempo gaat eruit en steeds trager sjokken we voort. De teller staat inmiddels boven de 20 kilometer en we hebben bijna 2.000 meter geklommen. Sanne heeft al dagen last van haar keel en er komt nauwelijks geluid uit. Als we dan eindelijk de gravelweg bereiken waar we begonnen, hangen we beide uigeblust en met de slappe lach over een veehek.
Knap gedaan weer, meteen de eerste dag 4 Munros en onszelf over de kling gejaagd. We strompelen de laatste honderden meters naar de weg. We zijn leeg maar weten ook dat zometeen de grote verhalen volgen als we aan een koude pint zitten. Het leed is betrekkelijk, de herinneringen voor eeuwig.
De tiende auto stopt, een camperbusje met daarin Michael en zijn schattige hondje. Samen doen ze de Munros. Wij zitten achterin het busje op een bankje en het hondje komt zo nu en dan langs voor een aai en een snuffel. Michael moet nog acht Munro’s maar ze liggen verspreid over het hele land en dat maakt het nogal een logistieke operatie. Hij zet ons af voor de Drovers Inn en we zwaaien hem uit.
De camping heeft een grote keuken voor hikers waar we twee smakelijke maaltijden van fijne partner Xfood.nl klaarmaken.
Een bui. De regen roffelt op de golfplaten. Lichtgewicht kamperen met veel regen is altijd behelpen. Als we na de bui de tent inkruipen, staat er een plas water op het matje van Sanne en vooral mijn slaapzak is nat. Daar is echt maar één remedie voor en dat is morbide humor. Niet veel later liggen we grijnzend in bochten in onze klamme cocons en kijken een film. Dag één in de pocket met 4 Munros, 24 kilometers, 1.942 hoogtemeters, 2 liften, verdwaalde sneeuwvlokken en een bui.












Plaats een reactie