17 juli. Dag 107. 96 done. 186 togo.
94. Carn Aosda (917m), ancient rocky hill
95. Carn a’ Gheoidh (975m), rocky hill of the goose
96. The Cairnwell (933m), rocky hill of the bags
Ik ben vroeg op en na afrekenen bij de receptie installeer ik me in een gezellig koffietentje in Ballater. Het kost met het klamme weer meer moeite om de apparatuur opgeladen te houden. Hier kan ik twee powerbanks laden en de innerlijke mens voorzien van veel koffie.
Na drie koppen doek ik op. Het is voor het eerst sinds tijden zonnig en de luchten kleuren blauw. Ik slenter dan ook op mijn gemakje naar het einde van het dorp. Ik steek de duim op voor een lift naar het Glenshee Ski Centre waar ik wel 15 Munro’s kan aftikken.
Tot mijn spijt neemt niemand me mee. Bovendien is er weinig verkeer. Het lijkt wel of iedereen het in het voorjaar met me te doen had en me meenam. Nu in de zomer laat iedereen me staan. Ik accepteer het maar. Hij die niet wordt meegenomen, zal lopen en aldus wandel ik met volle bepakking langs de weg. Al snel ben ik het dorp uit en kom langs de Hilton Grand Vacations Club. Het is een parallell universum. Ik ga even in de berm zitten en research leert dat ik een kamertje kan boeken voor 294 pond. En doorrr…
Ik loop ruim vier kilometer door de prachtige vallei langs de river Dee. Eerder reed ik hier met Marcel en Erik en doopten we dit om tot de weg van de roadkill. Als je alle konijnenprut hier van de weg schraapt, kun je een wildrestaurant starten. Ik zie tientallen uitgesmeerde konijnen met ingesprekstoon en naast de weg nog honderden die weghuppelen. Het lijkt wel het paradijs, een uitgestrekte vallei met dennenbomen en de rivier die zich meanderend een weg baant terug naar Ballater waar ik vandaan kom. Het illustreert meteen dat ik flink aan het klimmen ben. Dat kan ook niet anders als je op weg bent naar een Skicentrum dat op de Cairnwell Pas ligt op ruim 650 meter.
Het blijft gek. Je ziet een eenzame klimmer met rugzak liften middenin de bergen langs een weg zonder trottoir waar geen bussen en treinen rijden, en dan doorrijden. Als ik in die situatie zat zou ik zelfs even stoppen als iemand de duim niet opstak. Ik word er recalcitrant van en ga midden op de weg lopen. Er is geen stoep en als je dan niet wil stoppen dan rem je maar voor me.
Ik stop even bij een totaal verlaten benzinestation langs de weg. Het doet me denken aan scènes uit westernfilms van een uitspanning op een kruising waar het doodstil is in de zinderende hitte, op één klapperend luik na. Ik zoek naar de bag guys die hier verscholen liggen om me in een hinderlaag te lokken.
Mijn vader belt. Hij en zijn vriendin informeren even hoe het gaat. Ik mag even leeglopen over al die verwende liftgevers met auto’s die maar weigeren te stoppen. Toch is dit wat het is. Als je avontuur is om liftend en rennend 282 bergen te doen dan hoort dit erbij. Ik heb vier prachtige kilometers langs een konijnenweg gelopen. Mijn vader adviseert een rokje, dat helpt vast. Lolbroek.
Ik steek de duim weer op. De eerste auto stopt. Ik wurm me op de achterbank bij een Pools stel. Mijn voeten ingeklemd achter haar met daarnaast een tas, de rugzak op mijn schoot en de hond uit Cyprus die ze gered hebben, lebberend aan mijn kop. De gordel kan niet dicht want ik zit op een hondendeken met als gevolg dat ik als een haarbal uit de auto zal stappen. Ik draai de gordel om mijn hoofd en onder mijn schouder door maar ik kan toch geen kant uit.
Zij is nogal gezet en rijdt het autootje als een formule I-coureur. Ze woont in Aberdeen en heeft als verpleegkundige overal gewerkt, ook in Libië. ‘Gaddafi is my friend!, grapt ze. Ze moet eigenlijk in Braemar zijn maar rijdt 9,9 mijl voor me door. Ik zeg dat ze me er overal uit mag gooien maar volgens haar is het dangerous: ‘There are sheep and they might attack you! Cars will hit you and you will be obducted. I am Polish, I am never scared, we Polish all have Kalasnikovs, you know? I have mini-Kalashnikov in handbag. I never scared!’ Mijn Poolse liftgeefster heeft een aparte humor en rijdt 30 kilometer voor me om naar het Skicentrum. We nemen afscheid en ze zegt: ‘People should do more nice things for eachother.’ Een schatje met een opvpuwbare Kalashnikov…
Ik slenter wat rond en zet mijn tent op bij het verder verlaten Skicentrum dat bestaat uit een grote parkeerplaats en een restaurant. De tent zet ik net uit het zicht op het gras achter de parkeerplaats naast een kabbelend beekje en het hutje dat onderaan de skilift staat voor degene die de lift bedient.
De Cairnwell Pas bij het Glenshee Ski Centre vormt de hoogste weg van de UK. De pas vormt de grens tussen Pertshire in het zuiden en Aberdeenshire in het noorden. In 1930 werd hier voor het eerst geskied. De lift werd geopend in 1957 en daarvoor hingen de skiers aan touwen achter motoren en tractoren. Met 22 liften en 40 kilometer piste is dit het grootste skigebied van de UK.
De A93 die hier loopt werd rond 1750 aangelegd door Major William Caulfield. Het was de laatste grote military road die werd aangelegd. De weg is onderdeel van de snow road van 90 mijl die van Blairgowrie naar Grantown-on-Spey voert.
De komende dagen laad ik apparatuur en drink koffie bij de The Tea@The Shee Coffee dat het hart vormt van het Skicentrum. Ik drink een kop koffie en hoor dat hier over twee weken een race is waarbij je de negen voornaamste Munro’s van het skigebied aandoet. Even twijfel ik, maar ik ben hier nu dus ik tik ze zelf wel af.
De tent sluit om 17 uur. Ik ren naar buiten en meteen achter het gebouw knal ik tegen de piste op naar mijn eerste Munro, de Carn Aosda die ik na jarenlang hiken in Italië omdoop tot de Carn Aosta. In tegenstelling tot de vallei van Aosta is dit echter de lelijkste Munro van allemaal door de aanwezige lift en pistes. Op Strava krijg ik direct bijval van Manouk ‘Gefeliciteerd, je hebt de lelijkste Munro gehad!’. Ik moet echter constateren dat mijn derde Munro van vandaag, The Cairnwell, zo mogelijk nog lelijker is met een huisje, een zendmast en een cairn daartussen gepropt.
In 20 minuten sta ik op de eerste Munro en ik storm meteen door naar de tweede die verder weg ligt en niet is aangetast door skiliften. In de afdaling merk ik direct dat het onbezonnen dalen zoals ik dat al weken doe verleden tijd is. Soms raak ik met mijn linkerhiel een steentje waarna ik ineenkrimp van de pijnscheuten, een hielspoor-in-de-maak. Ik ben een midvoetlander en het dwingt me nog meer een voorvoetloper te worden. Over het algemeen ben ik in staat pijntjes eruit te lopen, een atleet kent zijn lijf. Ik realiseer me terdege dat dat bij een hielspoor een illusie is. Het is oppassen en kijken hoe het zich ontwikkelt.
Na 1.05 uur tik ik top 2 aan en draai meteen om voor de derde. Na dagen van hopeloze liften moet ik wat energie kwijt en na 1.35 uur sta ik op top drie naar mijn tent te kijken. De snelste drie Munro’s zijn in de bag. Via een zigzagsleuf vlieg ik de piste af. Ik deel de parking met twee campers waaronder een uit Nederland. In de koffieshop heb ik kennis met ze gemaakt maar ze laten zich niet meer zien en blijven met alle buien warmpjes binnenzitten.
Voor mij is het op deze hoogte kouder, klammer en vooral waterkoud. Ik heb mijn RAB-zomerslaapzak mee en lig met name in de ochtenduren klappertandend in mijn klamme tentje. Gelukkig biedt mijn Cortazu- jack uitkomst en lig ik vanaf 5 uur opgerold als een husky in mijn jack in mijn slaapzak.










Geef een reactie op Marco Ootes Reactie annuleren