2018. Ik benader Eric, directeur van Allsafe, de organisatie die ruimte geeft als je veel spullen hebt. Mijn vraag is of hij mij steunt om de Marathon des Sables te doen, de toughest footrace on earth. In mijn mail vraag ik hem mee te rennen, hij is immers ook sportief, heeft de Mont Blanc aangevallen en houdt van een uitdaging. Eric laat deze uitdaging aan zich voorbijgaan maar steunt me en vraagt me in de pers zo vaak mogelijk te roepen dat Allsafe ruimte geeft, ‘ook om je allergrootste dromen te realiseren’. Ik doe dat een keer of 26 in lokale en landelijke pers. Een samenwerking is geboren.
2019. Eric belt me: ‘Heb je in september iets te doen? Nee, dan coach je mijn team van 35 om 100 kilometer over de Chinese muur te hiken.’ En zo geschiedde.
2023. Ik heb weer niks te doen in oktober. Of eigenlijk wel, maar als Eric belt, weet ik dat er een gave expeditie zit aan te komen en doe ik alsof ik niks te doen heb.
Allsafe staat aan de basis van tw4e sloppenwijken in Kenia en organiseert om de twee jaar een expeditie om geld in te zamelen zodat zoveel mogelijk kinderen in Kenia van onderwijs kunnen genieten en een warme maaltijd per dag. Een mooi doel en dat is ook de reden dat ik graag aanhaak en de vlucht maak naar Rwanda.
Het plan: met een grote groep ondernemers meer dan 100 kilometer hiken over de Congo Nile Trail die langs Lake Tuva loopt. Ik moet drie trainingsmomenten organiseren voor de groep in Nederland en op lokatie proberen iedereen er op een prettige manier doorheen te trekken. Aldus organiseer ik wandeltochten in Weesp waar het hoofdkantoor van Allsafe zit, in de duinen bij Castricum en de Schoorlse duinen.
De groep bestaat uit een gemêleerd gezelschap van bezige bijen, jong en oud. Succesvolle ondernemers in de financiële hoek, in de bouw en mensen die werken voor Allsafe. Een eigenschap die menigeen kenmerkt is een gezonde rol om de middel, ofwel: 100 kilometer hiken door de jungle in Afrika is iets anders dan succesvol zaken doen achter een pc. Dit is met recht een uitdaging van formaat.
1 oktober. We vliegen collectief naar Kigali, de hoofdstad van Rwanda. Bij het woord Rwanda krijg ik de afgelopen maanden van eenieder mee: ‘Pas je wel op!’ De collectieve beeldvorming is er een van genocide en afslachten met kapmessen. De enige connotatie is die van de film Hotel Rwanda. Dat was echter in 1994, we zijn inmiddels 29 jaar verder.
Joan is de reisagente die ons een beetje op sleeptouw neemt. Ze vertelt bevlogen dat Rwanda het best georganiseerde land van Afrika is. Het is er schoon en veilig. Er is spanning aan de grens met Congo maar daar komen wij niet. Het land kent Malaria maar de kans daarop is klein. Ik slik dan ook geen tabletten en neem wel een overdosis als de ziekte zich aandient. Het advies is om inentingen te halen voor Hepatitis A en B en gele koorts. Ik ben nogal druk en constateer de dag voor vertrek dat al mijn inentingen nog zouden moeten werken. Het meest bang ben ik eigenlijk voor Rabiës maar na afloop constateer ik dat ik slechts twee honden heb gezien tijdens de hele trip en die bleven uit de buurt van mensen.
Gezien mijn tripjes door de natuur in alle uithoeken van de wereld probeer ik mensen te inspireren ieder buitenmoment één stuk zwerfafval te rapen met de Green Runner Movement die ik heb opgericht. Bij aankomst in Kigali valt direct op dat er werkelijk geen enkel stuk afval op straat ligt. De stad is brandschoon. De laatste zaterdag van de maand gaan alle inwoners hier (vrijwillig?) de straat op om de boel schoon te maken. Het gekke is dat je dat terugziet in de stad maar minder op het platteland waar aardig wat plastic op de trail ligt.
Toch is het land door de maat genomen brandschoon, groen en puur. We worden gewaarschuwd dat je geen plastic zakken mag invoeren en alle dagen krijgen we lunch in aluminium bakjes waarin je in Nederland je doner kebab krijgt geserveerd, verpakt in een bruine papieren zak. En inderdaad tref ik nergens plastic zakken. Plastic flesjes vieren wel hoogtij maar dat is een probleem dat je overal in de wereld treft waar je niet uit de kraan drinkt.
Mijn enige bezoeken aan dit continent waren de Marathon des Sables in Marokko en een klimexpeditie waarbij we alle vierduizenders in de Atlas beklommen. Marokko was kaal, heet en ‘zand’ is de eerste associatie. De afgelopen maanden was ik druk om 282 bergen op te rennen in Schotland en stond eigenlijk niet stil bij Rwanda als zodanig. Als ik al een beeld had dan is het chaos. Ik verwachtte drukte op het vliegveld, een rumoerige stad met veel getoeter, lawaai en prikkels. De realiteit is totaal tegenovergesteld. Al op het vliegveld valt op hoe stil, rustig en georganiseerd alles gaat. Het vliegveld is klein, de mensen zijn ontspannen, de stad is schoon en rustig.
Met onze groep van 40 worden we op het vliegveld naar een zijzaaltje gedirigeerd waar we allemaal 50 USD betalen en ons visum krijgen. Al snel daarna zitten we in drie gammele witte bussen die ons over de relatief lege straten van Kigali naar het Marriot-hotel vervoeren. Het hotel is groot, luxe en schoon op die ene kakkerlak na die vriend Edwin bijna verbrijzelt onder zijn teenslipper als we ons tegoed doen aan het heerlijke buffet.
Na het eten landen we met een groot deel van de groep in de bar van het hotel die je rustig een balzaal mag noemen. De lokale Mutzig-biertjes vloeien rijkelijk terwijl we proberen een gevoel te krijgen bij dit land waar we nooit eerder waren en geen beeld bij hadden. Een groepje dames probeert ons daar allervriendelijkst bij te assisteren maar we laten verstek gaan.
Na een korte nacht genieten we van de lokale koffie waarvan je de bonen hier zo uit de bomen trekt. Vier koppen doen het gemoed weer opveren waarna we met dezelfde bussen terugrijden naar Kigali-airport.
Voor deze vijf dagen wandelen heb ik een rugzakje van 35 liter bij me. We krijgen een kledingpakket met opdruk van al onze sponsoren, bestaande uit 2 polo’s, een regenjack, een hoodie en een pet. Ik neem zelf sokken, ondergoed en zweetshirts mee. Heel veel meer heb je in mijn optiek niet nodig voor 5 dagen hiken. Mijn rugzakje zit halfvol en ik heb alleen handbagage. Blijkbaar kan het ook anders. Ik zie hutkoffers waarin ik mijn hele bestaan kan wegbergen. Koffers waar ik zelf in pas, oplopend tot 25 kilo. Iedere ochtend een ware volksverhuizing van koffers, duffels en fenomenale rugzakken. Ik heb zoals altijd nog steeds teveel bij me; ik ben niet de enige. Dit is met recht Kuifje in Congo, een stoet westerlingen in Afrika die onzekerheden afkoopt met spullen.
We hebben een interne vlucht van anderhalf uur met een propellorvluegtuig naar Kamembe, een stad in het zuidwesten van Rwanda. Het is een goed excuus om even te slapen na een nacht van twee uurtjes en een wekker om 4.30 uur.
Vanaf het vliegveld vertrekken we in acht 4×4’s naar de start van de Congo Nile Trail. De trail is 190 kilometer lang en loopt helemaal langs Lake Kiva. Het is de langste trail van Rwanda die helemaal langs de oevers van het meer loopt. Dat gezegd hebbende is het geen Grand Randonnee of LAW en treffen we op de hele route die wij lopen slechts enkele richtingaanwijzers. Zonder kaart of GPX ben je nergens, alhoewel het overal mooi en groen is en het niet zoveel uitmaakt waar je loopt.
Lake Kiva is uniek in de wereld. Op de bodem van het meer heeft zich methaangas verzameld als gevolg van vulkaanuitbarstingen. Dat maakt dit een giftig en dodelijk meer. Als het gas zich een weg naar boven vindt, leidt dat tot een giftige explosie en hoge golven. Dit meer bedreigt daarmee in potentie het leven van 2 miljoen mensen. Er zijn maar twee andere meren in de wereld met dezelfde eigenschappen. Gelukkig heeft het bedrijf KivaWatt de potentie gezien om het gas te transformeren in elektriciteit en zo zien we in de verte enkele booreilanden die het giftige meer exploiteren. Lees meer: https://www.africanews.com/2022/01/20/in-rwanda-kivuwatt-transforms-gas-from-killer-lake-into-electricity/
We starten ons avontuur op een kleine parkeerplaats temidden van een nederzetting en hebben meteen veel bekijks. Dat laatste zal vijf dagen zo blijven. Dit land is in ontwikkeling als toeristenbestemming. Na de genocide is het land in wederopbouw en de hele week voel ik me een attractie. Het is alsof hier zelden tot nooit blanken zijn geweest en eindelijk voel ik me Brad Pitt die handtekeningen mag uitdelen. Het is alsof iedereen, overal, altijd weet dat we eraan komen. Overal waar we lopen werken mensen op het land, stoppen hun noeste arbeid en zwaaien naar ons of staren verbijsterd. Mijn verklaring is dat na 1994 het land een reset heeft gehad. Miljoenen mensen zijn overleden en nu is daarvoor in de plaats een jongere generatie ontstaan. Wikipedia meldt dat de gemiddelde leeftijd in Rwanda 18 jaar is. Vergrijzing is hier niet aan de orde. We zullen de hele week worden bekeken door prachtige jongelingen die met grote ogen ons verwonderd nastaren.
Dat laatste begint als ik een korte warming up orkestreer op de parkeerplaats. Het halve dorp loopt uit om 38 westerlingen stijfjes te zien rekken en strekken. Waar beginnen we aan? Waar begin ik aan? We zijn een circusattractie.
We kijken de ogen uit de kop. Nog geen 100 meter op weg en we passeren een bouwplaats. Enkele groepsleden met bouwbedrijven stoppen om even te gluren en van gedachten te wisselen. Twee culturen ontmoeten elkaar. Niet veel later een oude man op ons pad, of we hier niet een brug kunnen aanleggen over de rivier en verderop nog een. Welcome to Africa.
Onze eerste dag is meteen de meest bijzondere, onze vuurdoop. We trekken door een gigantische vallei met rijstvelden, maïsvelden en overal mensen die aan het werk zijn in kleurrijke gewaden. Alle stereotype beelden die we van Afrika hebben vertalen zich in die eerste uren in Instagram-foto’s.
De kleine kinderen die nog kleinere kinderen op de rug hebben, bruggetjes over rivieren die bestaan uit enkele boomstammen, pkaggenhutten die zijn aangesmeerd met de leem die onder je voeten voorbij komt, prachtige fietsen beladen met tientallen kilo’s bananen die je hier zo van de boom trekt, cassave die in de zon ligt te drogen, koffieplantages, grazende geiten, brommertjes die zelfs op de meest afgelegen plekken hun taxiservice verrichten.
Wij zijn in het hart van Afrika beland. Soms moeten we urenlang schuddend in 4×4’s zitten terwijl we ons verplaatsen over zandwegen om weer ergens civilisatie terug te vinden. Hier is exact NUL infrastructuur. Dit is met recht een expeditie en niet een reisje.
De eerste kilometers zijn benauwd en broeierig. De voorspelling was 19 tor 24 graden in dit regenseizoen maar meermaals passeren we deze week de 30 graden. De hoogte maakt het extra zwaar en we stijgen vandaag van 1.500 naar 1.700 meter wat de hartslag opjaagt.
Tijdens de China-expeditie leerde ik twee heerlijke kerels kennen in Gerard en Edwin die samen Humble Buildings runnen. Het zijn twee levensgenieters die een paar kilo’s meer de Chinese Muur opsleepten dan ikzelf. Met heel veel plezier dekte ik met hen de achterhoede net zoals ik dat vandaag doe. We hebben de grootste lol en werken ons gestaag door het landschap.
Edwin voelt zich niet top door de verzengende hitte en heeft last van een overbelaste enkel. Na zes kilometer een beslissingsmoment. We klimmen hier de vallei uit en hebben nog een kilometer of 16 te gaan waarin we niet bij de auto kunnen komen. We beslissen dat Edwin hier terugkeert met gids Patricia om de enkel te sparen voor de komende dagen. Het zou een wijs besluit blijken in het licht van de uren die volgen.
We klimmen de vallei uit en er volgt een prachtig heuvellandschap. Groene hellingen en werkelijk overal wordt op het land gewerkt. Voor het eerst sinds mijn Everest Basecamp-trekking ben ik in een land waar je de hele dag moeder aarde ruikt. We doortrekken een vulkaanlandschap waar de aarde vruchtbaar is en ik voel me in de garden of Eden.
De mensen verdienen in Rwanda gemiddeld zo’n 700 dollar per jaar maar ze leven comfortabel aldus onze gidsen. Alles komt hier van het land, rijst, maïs, koffie, cassave, bananen, sugar cane, aardappelen en ga zo maar door. Overal hoor je het gezang en gejoel van jonge mensen die in de weer zijn, het land zingt.
Als je een korte toiletstop wilt maken, is het constant opletten dat er niet uit de struiken een verwonderd kind opduikt met grote witte ogen die je aanstaren. Nergens vinden we in dit rurale gebied een plek waar we alleen zijn. Dat verandert pas de volgende dag als we in steiler terrein langs het meer trekken, terrein dat zich niet leent voor landbouw.
Ik loop inmiddels met Gerard en een aantal anderen in de achterhoede als wolken zich beginnen samen te pakken tot er langzaamaan een donkergrijze lucht ontstaat die een onweersbui doet vermoeden. Inderdaad vallen niet veel later de eerste grote druppels die uiteenspatten op de golfplaten-daken.
Andre, Marco, Gerard, Suzanne en ik ploeteren ons door de eerste regen die almaar harder op ons neerstroomt. De groep is inmiddels helemaal uiteengevallen. Wat te doen? De regen regeert, het komt met pijpenstelen naar beneden en om ons heen slaat de bliksem met flitsen in de grond. Dit wordt te gortig. Ik duik onder een afdakje en word door enkele grijnzende locals naar binnen getrokken.
Ik sta in een halletje met vier kleine jongens op slippers die naar me staren. Achter me een zogende moeder met een prachtig klein kind op de borst, zittend op een jerrycan. Naast me een kamertje waar een oude man en oude vrouw op een bankje bijeen zitten. In het andere kamertje van twee vierkante meter zitten vijf deelnemers van onze groep bijeen op houten bankjes te lunchen.
De wind zwelt aan en het water klettert kapot op het golfplaten dak. Het lawaai is oorverdovend. Ik leun tegen een binnenmuur van deze bescheiden plaggenhut maar merk dat de muur meegeeft. Niet te hard leunen dus. We delen patatjes uit onze lunchbox uit aan de kinderen die gretig toetasten met hun tengeltjes. Het hemelwater stroomt inmiddels als een rode brei door de straten en wind en regen blijven maar aanzwellen terwijl de flitsen om ons heen inslaan. This is Africa.
Als de regen uiteindelijk iets afneemt, komen we allemaal weer tevoorschijn uit onze schuilhutjes. Iedereen blijkt onderdak te hebben gevonden bij vriendelijke locals die ons nu nastaren terwijl we onze tocht vervolgen. Dit wordt de middag van de rode klei. De hele jungle is veranderd in een rood kleitapijt waar niet aan te ontvluchten is.
De prut verzamelt zich in gigantische plakkaten onder de schoenzolen en elke stap wordt een beproeving. 37 blanken glibberen door dorpen, nagestaard door verbijsterde Rwandezen.
Verwarring. Waar is iedereen? Een gids blijkt met een groepje verdwaald en het duurt even voor iedereen weer terecht is. Wat gaan we doen? Terug of door? Het tempo is door de rode klei tot onder de twee kilometer per uur gedaald en we moeten nog tien kilometer. Het grootste deel van de groep wil door tegen de wil van hoofdgids Ceasar in. We mogen dan grote hutkoffers hebben en verwende kantoormiepen zijn, maar wij zijn hier voor één ding: lopen. En aldus ploeteren wij voort. Urenlang door glibberige blubber, zoekend naar kleivrije stukken in het gras.
Gerard beklimt vandaag zijn Mount Everest en komt zich in de laatste klimmen meermaals tegen. Ondanks enige krachttermen ploetert hij voort. Na 23 kilometer doemen dan eindelijk aan de horizon de terreinwagens op in Ishanga die verlichting bieden. Deze dag had alles in zich om er nu reeds een onvergetelijke excersitie van te maken.
Een korte hobbelrit brengt ons naar de het Ishara Beach Motel waar we overnachten. Het etablissement laat zich kenmerken door wat minder luxe, maar vergeleken met het Marriot van vannacht is alles minder. Koud douchen is het devies. Bas en ik delen een kamer deze trip. Ik lig op een matras op de grond maar het ligt comfortabel. We houden de deur naar het toilet gesloten want daar zit een gat van een vierkante meter in het plafond waardoor muggen en ander ongedierte hun weg vinden.
Bas is zo vriendelijk om een of ander gevaarlijk steekapparaat van enkele centimeters te doden met zijn slipper. Het dier was zo groot dat het in zijn woorden ‘koffie had kunnen brengen’. Die houden we liever buiten. Het buffet is prima op de kip na die uit de prehistorie komt en daarmee wat stevig van textuur is.
Dag twee begint met een werkelijk fenomenaal stuk door rijstvelden. Als een lange mierensliert trekken we door het landschap. Iedere dag heeft weer een eigen sfeer en invulling. Het landschap is adembenemend en vraagt erom constant gefotografeerd te worden. Ik kan mijn foto’s zo inleveren bij National Geographic want we hebben het allemaal voor de lens gehad.
Overal de kleine kinderen in prachtige kleurrijke kleding. Mensen die op het land werken tonen een grote glimlach waarbij mooie witte tanden ons toeglimmen. Sommige kinderen zijn wat verlegen en terughoudend maar komen los als Sonja haar roze nagellak tevoorschijn tovert en naarstig kindernagels begint te lakken. Wat ook helpt is de potige tukker die door dorpen beent een oerendhard Amakuru brult, ofwel: Hoe is het!? Hele dorpen ontdooien en brullen vrolijk terug.
Na de zware dag van gisteren blijft het vandaag bij 16 kilometers. Dreigende onweerswolken doemen op maar waaien aan ons voorbij. We eindigen ons wild geraas op een schiereiland waar op het uiterste puntje een prachtige lodge ligt met tentenkamp, het Maravilla Kivu Eco Resort. Op het laatste stuk gravelweg hang ik regelmatig aan onze terreinwagens die langskomen en schiet foto’s van de groep. Aan de overzijde van het meer zien we Congo.
Op de camping staat voor iedereen een welkomstdrankje klaar waarna het bier rijkelijk vloeit. Naarmate de middag vordert ballen donkere wolken zich samen tot eerste regendruppels vloeien. Eenieder vlucht met drankje de lodge in. Samen met het personeel sleep ik tassen, tafels en stoelen naar binnen.
De wind zwelt aan en binnen kortste keren vliegen de tenten ons om de oren. Samen met Casper waag ik me in regen om tenten te redden terwijl de bliksem om ons heen flitst. 38 mensen staan druipend in de natte centrale ruimte met tassen en een bord eten in de hand.
We checken de tenten en slechts enkele blijken van binnen droog gebleven. Vrijwel alle slaapzakken verdwijnen in de droger en matjes drijven door tenten. Enkelen wijken uit naar een hotel. Ik slaap in mijn eigen lakenzak op een de tegels van een patio. Welcome to Africa!
De derde dag wordt de route iets aangepast. Inmiddels ben ik bijna door de eerste van twee rollen tape heen. Handen vertonen blaren van het werken met poles. Hielen vertonen grote open blaren. Kleine tenen vertonen vochtblaren. Drukpunten vieren hoogtij.
Gelukkig leent het terrein zich vandaag voor doorlopen zonder al teveel technische moeilijkheden. Een enkeling moet gezien een blessure verstek laten gaan. De meesten worstelen zich ondanks blaren monter voort. Het grootste obstakel vinden we in bruggetjes die bestaan uit twee of drie boomstammen waar je overheen noet waggelen. Een enkeling vindt dat wel heel spannend en ik mag met twee of drie mensen in mijn kielzog vooruit waggelen zodat we samen veilig aan de overkant komen. Uiteindelijk valt niemand in het water.
De zwaarste blessure is wellicht ‘de teen van Niels’. Terwijl hij naar een koe kijkt, stoot hij de teen kapot tegen een steen. Ook bloedende tenen kun je gelukkig prima tapen. Hetzelfde geldt voor de beblaarde voeten van Floor die als laatste aanhaakte bij deze expeditie en te weinig tijd had om haar schoenen in te lopen. Gelukkig beschikt ze over genoeg tandvlees om de laatste tien kilometers grommend uit te strompelen. Dan is er Andre met de stoere bloedende knie, maar als we er twee wetties overheen halen blijkt het gelukkkig slechts een oppervlakkige schaafwond. Suzanne trappelt elke dag monter de kilometers weg en is content over haar lijf dat elke dag sterker wordt.
Dat laatste kunnen we ook zeggen van de onverwoestbare Deen. Hij staat elke morgen al op 200 procent als ik mijn eerste koffie nog moet bemachtigen, tennist tegen jongelingen en zwemt naar eilanden waar eenzame koeien grazen. Dan is er de onverwoestbare Eugene die zich zelfs door schurende onderdelen niet laat weerhouden en iedere dag een vrolijke noot is.
Eric kent vervelende blaren net achter de tenen die eigenlijk niet goed te tapen zijn. Dat combineert hij met hielspoor en een prachtige rode plek-op-de-knie die een parasiet doet vermoeden. Gelukkig heeft hij genoeg karakter om alledrie te verbloemen.
Michiel en Joan hebben anderhalf jaar met engelengeduld en drive gewerkt om achter de schermen deze expeditie mogelijk te maken.
En zo heeft iedereen in deze ontzettend leuke groep een verhaal en zijn of haar ervaringen. Feit is dat we bijna allemaal deze bijzondere expeditie na vijf dagen tot een goed einde brengen.
Na anderhalf uur hotsen in de 4×4’s eindigen op de vijfde dag ons wild geraas in het prachtige Lake Kivu Serena hotel dat met een heerlijk zwembad uitkijkt over het meer. Na vijf dagen ‘aanstaan’ en 38 mensen coachen stort ik conform verwachting in. Een warme douche en een uur liggen aan het zwembad vormen een prima manier om de overvloed aan prikkels af te vloeien. Hoogsensitief zijn is prettig als je een groep begeleidt, maar vraagt veel verwerkingstijd na afloop.
Met deze expeditie van ALLSAFE Climb4School hebben we deze keer een record gevestigd en € 280.429 opgehaald. Daarmee kunnen 2804 kinderen een jaar lang naar de scholen in de sloppenwijken Kibera in Narobie in Kenia. Op de laatste dag is er nog 70.000 aan donaties binnengekomen, een feit dat zelfs voorman Eric niet onberoerd laat.
Ik ben blij dat ik deelgenoot mocht zijn van deze bijzondere expeditie. Wat is Rwanda een onwaarschijnlijk mooi land met dito mensen. Ik heb vijf dagen lang naar lachende, joelende en zwaaiende mensen mogen kijken en voelde me overal een welkome attractie. Rwanda wat was je prachtig! Iets in me fluistert dat ik nog eens terugkom om de Congo Nile Trail in zijn geheel te rennen… we’ll meet again!



















Plaats een reactie