30 april – De illusie kan ontstaan dat een bothy warmer is dan een tentje. Dat is met recht een illusie. Je stookt een tentje sneller warm met je lichaam. Eenzelfde redenatie gaat op voor camperbusjes. Vaak komen buseigenaars in de ochtend naar me toe om te kijken of ik ben doodgwvroren met minus acht, maar mijn tentje is echt een stuk comfortabeler dan een camperbusje zonder verwarming.
Aldus word ik koud en brak wakker in de bothy. Nu ben ik in de ochtend sowieso niet op mijn sterkst maar nu kun je me wegdragen ondanks mijn nieuw verworven foammatje. Gelukkig compenseert Sanne en zet niet één, maar twee keer koffie.
We kijken een serie op mijn telefoon, uitstelgedrag omdat ik weet wat komen gaat. En inderdaad: ALLES is nog zeiknat van gisteren. Niets lekkerder dan jezelf met je brakke harses in een nat kloffie heisen. De momenten waarop je je – even – afvraagt waarom ook alweer.
Als we bepakt en bezakt klaarstaan opteren we voor een dronesessie. Sanne heeft na twee uur oefenen de moed om het apparaat in volle wind van ons af te sturen en een scheervlucht te maken over de ruïne die verderop ligt. Het is met recht spannend want als je een drone ver weg stuurt, zie je hem niet meer en als hij dan crasht, kun je een paar hectare heide gaan afzoeken naar je piepkleine maar kostbare apparaat. Daarna maakt ze aerial-shots van de bothy met ons in de deuropening. Later blijken er prachtige shots tussen te zitten voor de documentaire.
Op pad. Vanaf het eerste moment wordt duidelijk: dinsdag sopdag. We plonsen de hele dag door enkeldiep water. Trails zijn ideale sleuven waardoor water zijn weg naar beneden vindt en aldus lopen we eigenlijk de hele dag in een sloot. Sanne probeert de hele dag nog stenen en droge pollen te vinden, ik heb na 120 bergen wat meer ervaring en staak bij voorbaat die pogingen en loop de hele dag rechtdoor, kniediep water of niet.
De rivier meandert door de vallei en we volgen haar omslachtige kronkels. Het is verstand op nul vandaag en naarstig doorstampen. Gestaag stijgen we naar de pas waarna we niet meer stroomopwaarts, maar stroomafwaarts gaan lopen. Steeds als we een bult over zijn, verwachten we te gaan dalen, maar volgt een nieuw heuveltje. De wet van de bergen: een top is geen top maar een voortop. En er zullen nog vele volgen.
Aldus brengen wij het door Brittem uitgevonden principe van Grit ten tonele en vechten de hele dag tandenknarsend tegen de elementen. Gelukkig hebben we de wind – en daarmee de regen – de hele dag in de rug. Sanne zwijgt en heeft klaarblijkelijk pijn. Ze zit op maximale paracetamolinname. Haar achilles wordt met de stap gevoeliger. Een achillesbreukje is een bijzonder pijnlijke aangelegenheid sprak hij uit ervaring. Er is geen enkele manier van lopen die de pijn reduceert. Elke vorm van druk op de hiel snijdt snoeihard door de ziel.
Ik kan niet veel doen anders dan mijn morbide, snoieharde humor laten gelden. Dat brengt een grijns. Sowieso blijft ze lachen. Ze is gemaakt voor de bergen, of beter: gedragen door de bergen conform de titel van haar uit te komen boek.
Eindelijk zien we in de verte een huisje opdoemen. Ik weet dat daar een touwbrug over de rivier gaat voor toeristen. En inderdaad beginnen langzaam wat mensen op ons pad te komen in deze laatste kilometer. Het is bijzonder toch weer hoe mensen clusteren rondom parkeerplaatsen en drukte terwijl je dat met zo weinig moeite kunt ontvluchten.
Wij worden er chagrijnig van. Wij zijn klimmers en weten dat klimmers voorrang hebben op dalers, Sanne neemt het dus ook als onwetende toeristen op hun Allstars de weg volledig versperren en innemen. Ik lach inwendig.
Ondanks regen, wind, pijn en soppen genieten we intens van de leegte, stilte en de wind in de bek. Het klagen is betrekkelijk, straks genieten we daardoor intenser van de warmte en het pintje.
De laatste meters doet de pijn haar werk en is het beste eraf bij Sanne. Ze strompelt tergend langzaam de parking op en heeft de looks van een aangeslagen zombie. Ik schiet het eerste stel aan, leg de situatie uit en… we hebben een lift.
Een allervriendelijkst Frans stel rijdt ons de 16 kilometer de vallei uit naar Fort William. Ze hebben een werkelijk gigantische huurauto en we passen eenvoudig met rugzakken op de achterbank. Bij Sanne tranen, een Munro oprennen, zit er waarschijnlijk niet meer in deze laatste dagen.
Ik laat ons afzetten voor het hotelletje waar we vast een kamer kunnen krijgen. Helaas vol. Via Booking.com weten we de allerlaatste kamer in de hele stad te boeken. Een mazzeltje want lopen zit er niet meer in, enkel strompelen met één sokvoet.
Ik plant Sanne onder een hete douche en ga op strooptocht. Pijnstillers, expeditiemaaltijden, salade, een flesje wijn en een wasdroger. Alles lukt behalve dat laatste. Als we een droger zoeken moeten we naar het volgende dorp waar een wasserette is. We hangen de hele kamer vol, een gezellige chaos.
De kunst is niet je week te laten bederven door een blessure, maar te blijven zien wat wel kan. In vier dagen hebben we zes Munros beklommen, geslapen op een camping en in een hotel en in het wild en in een bothy, talrijke leuke liften gehad, half Schotland gezien, pubs bezocht, alle seizoenen ervaren inclusief sneeuw en nu… mogen we het eindelijk even wat rustiger aan doen. Terrasje, lezen en schrijven, dronebeelden maken en een wandeling door de vlakke vallei van Glencoe.
Loslaten en zien wat er wél is.











Plaats een reactie