5 juni. Dag 66. Rob Roy Way 15k.
De death zone. De zone boven 7.200 meter. Deze zone wordt onder klimmers gezien als de zone waar je niet meer kan leven en het leven per definitie achteruit gaat, zelfs als je goed geacclimatiseerd bent. Zo zou ik onze camper willen omschrijven nadat twee kerels hebben gebbqd en een nacht doorbrengen. Als je niet geacclimatiseertd bent en spontaan wilt binnenkomen, is dat af te raden.
Dat terzijde. We starten de dag met ons typerende ontbijtjes. Een Ferrari ontbijt met gebakken eitjes met kaas, meergranenbrood, vitaminepillen en fruit. Een Pantsermaus VIII eet een aardbeientrifle van 1.300 kilocalorieën. Met koffie. Veel koffie.
Het is tutdag. Wij hebben dat nodig soms. Ik lees en schrijf en werk mijn lijst met bergen, kilometers en hoogtemeters bij. 61 dagen, 69 Munro’s (1 etappe Rob Roy Way in 2 richtingen en nog een handvol lagere bergen), 772 kilometer en 46.500 hoogtemeters. Marcel leest en werkt de camper bij; water aanvullen, toilet leeg, afvalwater weg.
Halverwege de dag opper ik een stuk van de Rob Roy Way te lopen, dit keer niet richting Aberfeldy, maar de andere kant uit naar Pitlochry. Eerder maakte ik een liftfout en moest om de berg terug naar de camping liften. Nu lopen we rechtstreeks over de berg 5,5 mijl naar Pitlochry.
We steken eerst de brug over in Grandtully en hebben prachtig zicht op de rivier waar een aantal kayakkers aan het trainen zijn op de stroomversnellingen. Via het dorp komen we bij een klassieke rode telefooncel waar ons paadje begint. Er staan meteen doodswaarschuwingen. We steken de golfcourse over en je kan een balletje voor je kop krijgen, ofwel maak je aanwezigheid kenbaar.
We klimmen direct stevig en laten de geweldige glen onder ons. Een single track langs oude muurtjes en vaak door een cordon van gele gorse. Links en rechts zo nu en zo dan een cottage. Schapen en hun lammetjes doen hun ding en geven het gevoel dat het hier altijd zo gaat, dat de tijd hier stilstaat. We klimmen 280 meter en dat is iets meer dan we voor ogen hadden op deze tutdag. Halverwege dat aarzelmoment: we moeten dit ook allemaal weer terug. Toch zetten we door, we zijn echte mannen.
Het is een heerlijk afwisselende wandeling en na ongeveer anderhalf uur landen we op een prachtig terras van de Port-Na-Crag Inn aan de andere kant van de berg met zicht op de rivier en de dam bij Pitlochry.
Dromerig staren we over het water als daar een Nederlands stel is dat duidelijk ambassadeur is van de ANWB. Zij heeft een fris opgeschoren kapsel en hij? Hij is al dood. Type Regatta-blouse met korte mouwen, beige afritsbroek zonder pijpjes, kleurige sportieve sokken te hoog opgetrokken, blitse sneakers en rood Human Nature-jasje naast zich. Het kan ook die van haar zijn. Ze maken een foto van de hangbrug die veel orkestreren vereist en het nodige commentaar van haar op hem. Geamuseerd kijken we toe en knikken naar onze Franse buren die hetzelfde denken.
Aangezien de berg niet naar ons toekomt, moeten we zelf terug over de berg. Als we doorlopen, is de supermarkt nog net open. We willen borrelen en hebben wijn, worst en olijven nodig. Daar ga je vanzelf harder van lopen.
De gele gorse is in de avondgloed zo mogelijk nog mooier. Zwijgend werken we ons over de berg. Altijd die pure gedachtenspinsels dat je dit thuis ook vaker moet doen. Dat al die Britten ieder weekend hun heuvels intrekken en jij dat zelf te weinig doet. Je kan met tentje het Pieterpad doen, met een kayak de Lek af, rennend de Green Divide doen. Mooie plannen maar eenmaal thuis is alles zo banaal. Het is alsof je naar een inspirerende lezing hebt geluisterd en zodra je de drempel overloopt, keer je je vertwijfeld om en terwijl je aan je achterhoofd krabt, stamel je: ‘Wat zei hij nou ook alweer?’ De energie is – meteen – weg.
De borrel is fenomenaal. Wij kunnen dit, tutten. Olijven met feta, koude gehaktballetjes en sprankelende wijn met de benen omhoog in de avondzon. Waarom naar Zuid Frankrijk als je Schotse zon hebt?
Gisteren tijdens de klimdag gestuit op een grote bestelbus met daarop Jamies Munro Challenge. Ze blijkt een dame die non stop haar derde Munro-ronde doet. Ze wil het record breken en het in 30 dagen doen zodat ze weer op tijd op haar werk verschijnt. Om haar heen heeft ze een supportteam van een aantal mensen en een bus zodat ze rennend, lopend, fietsend en kayakkend haar ding kan doen.
Ook ik heb mijn supportteam realiseer ik me. De vrienden en familie die me steeds enkele dagen komen opzoeken. Zo was er Inge, Kate, Christian, mijn vader en vriendin, Marcel en Erik en volgende week Peter en Carlo. Ik waardeer het erg. Ook Jenny was hier de eerste week om de start wat te versoepelen. Ze maakte een prachtige Munro Mission-vlag. Ik besluit per vandaag dat al mijn crewmembers en liftgevers de vlag mogen signeren, een mooi ritueel om ze te eren.
Marcel mag aftrappen met zijn handtekening middenop de vlag. Daarna kook ik de pastamaaltijd voor hem. Al een week bereidt hij zorgzaam de maaltijden en zet de koffie. Vandaag pak ik de handschoen op zoals ik dat ook tweemaal deed voor mijn vader en vriendin. Een geste omdat ik ze waardeer, #team282peaks.













Plaats een reactie