30 mei, dag 60. Drie Munro’s
58. Geal Charn (917m), white hill
59. Beinn Udlamain
60. A’Mharconaich (975m), place of the horse
‘Poes poes poes, poes poes poes!’, de teksten waarmee ik word gewekt door broeder Marcel die aan mijn tent staat te kloppen. Ik waarschuwde al dat ze vroeg wakker zouden zijn omdat het hier al na vieren licht wordt. Of ik koffie wil? Het duurt niet heel lang voor ik uit de tent ben.
Terwijl broeder Marcel koffie zet, draaien Erik en ik onrustig om de camper waarop Marcel de memorabele woorden bezigt; ‘Het lijkt wel een methadonbus.’
Als we niet veel later aan een picknicktafel naast mijn tent ontbijten, loopt Erik naar beneden en klopt aan bij de verkeerde camper. Wij komen niet meer bij. Goedemorgen.
Klokslag negen uur vertrek. Vandaag staan drie Munro’s op het programma. Erik heeft zijn knieën in een vorig leven opgemaakt met volleybal dus de heren hebben een grondige studie gemaakt naar haalbare bergen. We beginnen een rondje van 11 kilometer en 730 hoogtemeters. De mannen doen twee Munro’s en ik ren halverwege een lusje om de derde te baggen. We starten vanaf een dal van 425 meter hetgeen heel veel pijnlijke afdaalmeters scheelt. Ik heb me dit niet zo gerealiseerd en tot op heden waren bijna al mijn bergen vanaf zeeniveau.
Met de camper cruisen we naar de Balsporran cottages waar onze tocht start. Ik draag de rugzak van mij en Erik conform traditie waarop Erik opmerkt dat hij een encyclopedie meeneemt voor onderweg en zijn fleecetrui nog even gaat onderdompelen. Munro A’Mharconaich is inmiddels omgedoopt tot El Macaroni en de berg die ik ga doen Beinn Udlamain is Beinn Ulanbatar. Ik heb inmiddels meerdere bijnamen als knuffelpelgrim, enfant terrible van de Schotse Hooglanden, lean mean climbing machine, Pantsermaus II en Munro Muppet. Het tekent de sfeer.
We passeren de cottage via een dirtroad die ook het spoor oversteekt. De Geal Charn wordt ook wel white hill genoemd omdat hij er in de winter dramatisch uitziet vanwege de hevige sneeuwval. De A9 is hier regelmatig dichtgesneeuwd. Buurtbewoners hebben hier met kruiend ijs indrukwekkende bouwwerken gefabriceerd.
De aanloop is gestaag door heide. Eens een keer geen natte voeten. Een strakblauwe hemel en het is ronduit heet. De heren De Bakker vallen met neuzen in boter. De top is een uitgestrekte grasrug met een cairn en we kijken uit over de Cairngorms en het prachtige Loch Ericht dat zich onder ons uitstrekt.
Er volgt een ontspannen afdaling van 200 meter naar de vallei voor onze tweede klim. Hier gaat bij mij het gas open. Ik stoom de berg op, dump de rugzak op de kam en jaag rechtsaf over de kam naar mijn tweede top van de dag. Het is ongeveer vier kilometer heen en ik kan blijven rennen. Op de top twee meiden met een blaffende hond die bijzonder aanhankelijk blijkt en om een selfie vraagt.
Ik ren vol gas weer terug en de heren timen mijn afdaling en weer klimmen naar hun positie op 23 minuten. Ik ben dat fitte kreng. De mannen hebben inmiddels een evaluatie gedaan en het is niet goed oordelen ze. In het hoofd nog 25 maar fysiek meer 50. Artrose in de knieën bij Erik en beide pijntjes. Het doet me denken aan een column die ik schreef over een eerdere tocht met Marcel in het Sellrainer gebied in Oostenrijk met de welluidende titel ‘Midlife in the Mountains’. Na afloop van een week huttentucht belandden we met een pul bier in de sauna en hielden een lofzang op onze goddelijke lichamen.
We lopen de 500 meter naar Marcels tweede, Erik’s vierde en mijn 60e Munro. Al op jonge leeftijd gingen we met z’n drieën huttentochten maken in het Aostadal. De meer memorabele was er een bij Cogne. We eindigden de dag door een verticale schacht met kettingen om bij een onbemand hutje uit te komen. Voor het hutje een klein plateau dat uitkeek op drie woeste gletsjers. Ik opende mijn rugzak en bleek een sixpack Heineken bovenin de rugzak te hebben geduwd maar ik was het vergeten. In alle euforie besloten Marcel en ik naakt voor de hut te dansen met een biertje in degene hand en een sigaar in de andere. Erik noest de foto maken en dat beeld staat nog steeds op zijn netvlies. Een onuitwisbaar pijntje dat hij zijn hele leven meetorst.
Na de top een schier eindeloze afdaling die ons slechts 500 meter lager brengt. Erik’s knieën hebben er echter tabak van. De benen buigen niet meer en hij hangt in mijn poles om beneden te komen. Als tandvlees een ambassadeur nodig heeft is het Erik die alles vakkundig opkluift. Hij heeft geen kik en komt grommend beneden bij de weg. Ondanks de pijnlijke afdaling hebben we netjes volgens het boekje gelopen, een uurtje of vijf.
Marcel is vooruitgesneld en heeft stoeltjes klaargezet. Een ketel water staat op dus niet veel later zitten Marcel alias Smeagol, Erik alias Oubidoubi en ik met al mijn bijnamen naast de camper een bak koffie te drinken. We genieten weer van onze masculine torso’s en fenomenale prestaties. Goed dat het klaar is. We zijn geroosterd in de onvergeeflijke Schotse hitte. Tijd voor een biertje op het terras.
Na een goede pot gerstennat regent het vervolgens geniale wijsheden. Marcel: Thuis rijgen de dagen zich aaneen door eentonigheid’ om daarna te vervolgen met ‘dit is een beetje als een neus van herkenning op een gezicht van herinnering!’
‘Maak daar maar een blog van!’, daagt hij me uit. Bij deze.













Plaats een reactie